Methodiekdocument van "Een eigen manier van leven".
“Een eigen manier van leven”
Een inclusietraject van
Sherpa en ROC Midden Nederland
Inhoudsopgave
Voorwoord
1 Inleiding
1.1 Situatieschets en beleid Sherpa
1.2 Cursus “een eigen manier van leven”
1.3 Doel
1.4 Visie
1.5 Inclusie
2 De voorbereidingen
2.1 Wat ging er aan vooraf?
2.2 Deelnemers
2.3 Doel cursus
2.4 Locatie
3 Onderwijsconcept en methodiek
3.1 Onderwijsconcept
3.2 Methodiek
3.3 Handelingsonderzoek
3.4 Spelregels voor het gesprek
3.5 Toepassing van de methodiek toe in de cursus
3.6 Beoogde effecten van de spelregels
3.7 Algemene aandachtspunten in de cursus
3.8 Specifieke aandachtspunten voor docenten
3.9 Verwachtingen en fasering
3.10 Opzet van het traject en de afzonderlijke cursussen
3.11 Rol docenten
3.11.1 Werkwijze docent ROC Midden Nederland
3.11.2 Werkwijze docent totale communicatie Sherpa
3.11.3 Werkwijze docent Sherpa Cursus
4. Programma en werkwijze
4.1 1e Cursusdag
4.2 2e Cursusdag
4.3 3e + 4e Cursusdag (tweedaags werkbezoek aan andere organisaties)
4.4 5e Cursusdag
4.5 6e Cursusdag (werkbezoek Sherpa)
4.6 7e Cursusdag
5 Bevindingen
5.1 Bevindingen van deelnemers
5.2 Bevindingen ten aanzien van methodiek en spelregels
5.3 Bevinden ten aanzien van de rollen van de verschillende docenten
5.3.1 Bevindingen van de docent totale communicatie
5.3.2 Bevindingen van de docent Sherpa Cursus
5.4 Bevindingen ten aanzien van groepsgrootte
5.5 Aanpassingen (globaal) tijdens de afgelopen 2 jaar
6.0 Veel voorkomende reacties en uitspraken tijdens de cursus
6.1 Wat gebeurt er vaak
6.2 Thema’s en dilemma’s
6.3 Evaluatieve opmerkingen laatste cursusdag
7.0 Conclusies ten aanzien het proces en het leren
Bijlage 1 Methodiek van het Handelingsonderzoek
Bijlage 2 Geldigheidscriteria bij toepassing van het handelingsonderzoek en kringgesprek
Bijlage 3 Methodisch handelen: een cyclisch proces
Bijlage 4 Enkele picto’s
Bijlage 5/6 Evaluatieformulieren over inhoud en proces van “Een eigen manier van leven” voor deelnemers
Bijlage 7 Aantallen cursusdeelnemers per groep
Voorwoord
Dit methodiekdocument beschrijft de wijze, waarop Sherpa, zorgaanbieder in het Gooi, in gesprek is met cliënten, hun verwanten en ondersteuners over de wijze waarop deze cliënten vorm kunnen (gaan) geven aan een leven, zoals zij dat zelf graag willen.
Sherpa heeft ROC Midden Nederland, unit Zorg en Welzijn, gevraagd om een vorm te ontwikkelen, waarin dit gesprek kan plaatsvinden en de uitvoering ervan voor haar rekening te nemen.
Na een gezamenlijke oriëntatie- en voorbereidingsperiode is in maart 2003 gestart met de uitvoering van het traject “Een eigen manier van leven”. Dit traject loopt door tot december 2006.
Er kan inmiddels ruimschoots teruggekeken worden op het proces, de werkwijze en de resultaten; een goed moment om met anderen de ervaringen te delen en inzichtelijk te maken hoe het traject is opgezet en uitgevoerd.
U kunt kennis nemen van achtergronden van het traject, visie, uitgangspunten, doel, werkwijze en resultaten. Er is ruime aandacht voor de bevindingen van de cliënten, hun verwanten en persoonlijk ondersteuners of begeleiders over dit traject.
Daaruit blijkt dat “Een eigen manier van leven” voor de meeste betrokkenen waardevol is.
Wij realiseren ons dat het schetsen van de gevolgde werkwijze nooit een volledig beeld kan geven van wat zich werkelijk voltrok tijdens de cursusdagen van de vele groepen deelnemers.
Wij hopen er niettemin in geslaagd te zijn u via dit document een dusdanig inzicht te geven, dat het ook voor u bruikbare of inspirerende elementen bevat.
Wij zijn graag bereid om u desgewenst nadere toelichting te geven.
Kees Wijnbeek, divisiemanager Sherpa
Alje Drost, projectmanager ROC Midden Nederland
Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt door financiële bijdragen van het project Ruilen en van
De Open Ank.
Onze bijzondere dank gaat uit naar
- Astrid Greven (Stichting Perspectief), Gijs van Gemert (Sherpa Consult), Gerben van Riel voor hun belangrijke adviezen bij de voorbereiding en de evaluaties,
- Watze de Haan (cursusleider/docent ROC Midden Nederland) en Ria Teunissen (medewerker Totale Communicatie van Sherpa Consult) voor hun niet aflatende inzet en regie bij de uitvoering van alle cursussen tot nu toe
- onze vaste partners voor de werkbezoeken Stichting Arduin en Esdégé/Reigersdael, alsmede naar Hendrik van Boeijen, St. Jozef, De Compaan en Talant voor hun inspirerende en gastvrije ontvangst van de cursusgroepen.
1 Inleiding
1.1 Situatieschets en doel
De aanleiding voor Sherpa voor het opzetten van deze cursus samen met het ROC Midden Nederland is tweeledig.
In de eerste plaats is er in het laatste decennium een omslag in denken over de zorg voor mensen met een verstandelijke beperking in ons land op gang gekomen, die in feite een paradigmaverandering genoemd kan worden. Het medisch model van de jaren vijftig en zestig had al plaats gemaakt voor het ontwikkelingsmodel dat dominant was in de zeventiger en tachtiger jaren.
Sedertdien is het zogenaamde burgerschapsmodel in opkomst. Daarover is in de paragrafen over de visie meer te lezen. Het gaat hierbij om een omslag op met name de volgende punten:
- van de groep naar de individuele persoon;
- van uitgaan van de beperkingen naar uitgaan van de mogelijkheden;
- van aparte instituten voor het hele bestaan naar zoveel mogelijk gebruik maken van reguliere voorzieningen in de samenleving (wonen, werken, dagbesteding en vrije tijd), kortom gewoon wat kan en speciaal wat moet;
- van “wij weten wat goed voor u is” naar zelfbepaling en eigen keuzes;
- van “zorgen voor” naar “zorgen dat” oftewel van service naar support.
Over deze omslag en de daarbij opgedane ervaringen was bij zowel cliënten en verwanten, als bij medewerkers van de instelling op de Zandheuvelweg te Baarn (voormalig Eemeroord) weinig bekend. Na de fusie met de extramurale zorgaanbieder NaarMate in 2000 gingen beide organisaties op in de instelling Sherpa, die een missie en visie formuleerde die geheel bij deze nieuwe opvattingen aansloot
In de tweede plaats diende er op het instellingsterrein Zandheuvelweg sowieso een verandering plaats te vinden, die overigens goed aansloot bij de vernieuwende missie en visie van Sherpa. Het grootste deel van de bestaande paviljoens was aan het eind van zijn levensduur en diende op afzienbare termijn gesloopt te worden. De plannen daarvoor waren al in de tweede helft van de negentiger jaren door Eemeroord ingediend en door de bevoegde instanties goedgekeurd. Maar ze waren niet voldoende met de direct betrokkenen gecommuniceerd. De plannen hielden in dat er voor maximaal 200 plaatsen nieuwbouw op het terrein in de richting van Baarn gerealiseerd kon worden, wellicht ook aansluitend op gewone huisvesting. Dat noemen we een vorm van omgekeerde integratie. Maar het betekende evenzeer dat er van de in totaal 480 cliënten dus een aanzienlijk aantal nieuwe mogelijkheden in de regio `t Gooi gevonden moesten worden. Voor een deel is dat in de eerste jaren op kleine schaal ook al spontaan op gang gekomen. Het brede traject is in medio 2002 gestart en noemen we het transitieproces. Veruit het grootste deel van de cliënten zullen derhalve een verhuizing gaan meemaken en moeten samen met hun verwanten dus een keuze maken. Verhuizen naar de nieuwbouwwoningen die op de Zandheuvelweg gebouwd gaan worden of naar de verschillende vormen (meer apart of juist meer in clusters rond een steunpunt, afhankelijk van de benodigde ondersteuning) van huisvesting, die op vraag van cliënten in de regio worden opgezet. Op basis van individuele keuzes van cliënten en hun verwanten over met wie en waar je gaat wonen. Daar kunnen ook keuzes bijkomen over werk of dagbesteding, over vrije tijd en over relaties met vrienden of vrijwilligers. Kortom over een “eigen manier van leven”.
Nu is het moeilijk een dergelijke belangrijke keuze te maken als je niet of niet goed weet welke mogelijkheden er zijn of hoe nieuwe vormen van ondersteuning werken.
Deze cursus speelt hierop in en geeft de mogelijkheid om in alle vrijheid te leren over het nieuwe ondersteuningsmodel en kennis te nemen van wat door andere instellingen – en inmiddels ook bij Sherpa - in de afgelopen jaren aan ervaringen is opgedaan. Bij die oriëntatie wordt vooral contact gelegd met cliënten, verwanten en medewerkers die al langer ervaring met het leven in de samenleving hebben opgedaan. Na de cursus krijgen betrokkenen dan nog ruim de tijd om tot een weloverwogen keus te komen en die keuze wordt dan vervolgens door Sherpa gerespecteerd en zo goed mogelijk uitgevoerd. Het resultaat van de cursus wordt niet afgemeten aan de hoeveelheid mensen die een keuze maken om elders in de regio te gaan wonen, maar aan het kúnnen maken van een weloverwogen keuze.
Overigens kunnen we na bijna drie jaar vaststellen dat er inmiddels nog ruim 300 cliënten op de locatie Zandheuvelweg wonen, waarvan een groot deel de cursus nog niet heeft kunnen volgen en ongeveer 50 cliënten tot nu toe na de cursus besloten hebben te opteren voor de nieuwbouw op het terrein.
De verreweg belangrijkste opbrengst van de cursus blijft echter dat de in veel gevallen niet meer of onvoldoende bestaande dialoog met de cliënt en zijn verwanten wordt hervat of beter voortgezet. Ook wordt er nadien toch vaak anders gekeken naar de mogelijkheden van de cliënt en is er meer zicht op hoe wonen en ondersteuning anders kunnen worden opgezet dan in de bekende situatie. Kortom er komt aanzienlijk meer perspectief.
Juist omdat in de cursus en in de praktijk van alledag in bestaande zowel als nieuwe situaties te constateren valt dat juist de professionele medewerkers het meest vastzitten aan het oude paradigma en het meeste moeite hebben met deze omslag, is in dit proces aan het aspect opleiding veel aandacht gegeven. Binnen Sherpa zijn er hiertoe natuurlijk heel wat interne trainingen beschikbaar. Maar de huidige beroepsopleidingen leiden nog vaak op voor wat in het verleden nodig was. Dus niet voor het heden, laat staan voor de toekomst. Vandaar ook dat de ROC`s Zadkine (Rotterdam) en Midden Nederland samen met de instellingen Arduin(Zeeland), Maaskringgroep(regio Rotterdam) en Sherpa (Gooi – en Vechtstreek) in september 2004 gestart zijn met een vierjarige BBL-opleiding (niveau 4) Supportwerker en een zestiendaagse applicatiecursus Support.
1.2 Cursus “Een eigen manier van leven”
De cursus is een vast onderdeel in het transitieproces, waarbij de deelnemers met elkaar in gesprek gaan over een “eigen manier van leven” van de cliënt, over diens mogelijkheden daarin en over de ondersteuning die daarbij nodig is. Het gaat over wonen, werken, leren, vrije tijd, sociale contacten enz. De cursus wordt gegeven in een tijdsbestek van drie maanden.
De deelnemers per cursusgroep zijn een aantal personen om wiens leven het gaat, hun verwanten en persoonlijk ondersteuners. De eerstgenoemde staan altijd centraal. Het gaat om hun eigen wensen en keuzes.
In dit document wordt de term “cursus” wordt gebruikt voor de bijeenkomsten, waaraan de deelnemers meedoen. Hoewel de inhoud en vorm een andere benaming van de activiteit rechtvaardigen, is voor cursus gekozen, omdat dit voor de cliënten een duidelijk begrip bleek.
1.3 Doel
De deelnemers aan een cursusgroep zijn zoveel mogelijk in staat zich een beeld te vormen van het leven dat de persoon om wie het gaat, wil leven, van diens mogelijkheden daarin en de ondersteuning die hij daarbij wenst.
Zij zijn vervolgens in staat om hierbij uitgangspunten te formuleren en keuzes te maken, zo mogelijk ook voor de concrete (eerste) stappen die nodig zijn om deze eigen manier van leven te gaan realiseren.
Belangrijke voorwaarde voor het realiseren van dit doel is dat er tijdens de cursus ruimte is om terug te kijken, zorgen te delen, mogelijkheden van de cliënt te ontdekken, wensen te uiten, vertrouwen te (her)winnen, van elkaar te leren, plannen te maken, enzovoort, met elkaar en met Sherpa.
1.4 Visie
Sherpa en ROC MN baseren zich bij de keuze voor dit traject op de Standaardregels van de Verenigde Naties over gelijke kansen en de uitgangspunten van Support.
De cliënt / bewoner:
- is volwaardig burger
- heeft dezelfde rechten als alle medeburgers
- is gelijkwaardig
- is in staat tot zelfbepaling
- hoort erbij, is deelgenoot in en aan deze maatschappij (inclusie)
- heeft recht op scholing
- heeft recht op een eigen woonplek
- heeft recht op een werkzaam leven door middel van b.v. activiteiten of werk
- heeft recht op een eigen manier van leven
- heeft recht op ondersteuning om bovenstaande doelen te kunnen bereiken
De visie van Sherpa is er samengevat op gericht dat clienten:
l Deelnemer zijn in / aan de samenleving (erbij horen)
l Kansen krijgen (vaardigheden ontwikkelen)
l Respect ervaren (eigenwaarde)
l Relaties hebben (deelnemer zijn aan een groeiend netwerk)
l Kunnen kiezen
1.5 Inclusie
Erbij horen, als ieder ander gebruik maken van voorzieningen in de samenleving, een eigen woonplek, recht op werk en scholing, gelijk en gelijkwaardig behandeld worden, volwaardig burger zijn, met dezelfde rechten en plichten als ieder ander!
Hierom draait het bij inclusie.
Een samenleving die uitgaat van inclusie sluit geen mensen uit, maar wil een ieder onderdeel van die samenleving laten zijn en binnen die samenleving naar vol vermogen laten functioneren.
Ieder mens heeft mogelijkheden en beperkingen. Sommige mensen hebben meer mogelijkheden en/of minder beperkingen dan anderen. Maar ieder mens heeft talenten, mogelijkheden en betekenis voor anderen, door wat hij kan of wie hij is.
“Is het glas half vol of is het glas half leeg?”…..een vaak gebruikte metafoor bij inclusie.
Binnen een inclusieve samenleving is het glas half vol. Men gaat uit van wat er is en niet van wat er niet (meer) is. Mensen worden niet getypeerd op grond van wat ontbreekt of beperkt is, maar benaderd vanuit de mogelijkheden die ze hebben.
Door die mogelijkheden te benutten functioneren mensen en leveren ze, ieder op zijn of haar unieke wijze een bijdrage aan de samenleving, aan hun directe omgeving en aan hun eigen leven.
Eigen mogelijkheden leren kennen en gebruiken geeft zin aan ieders bestaan, leidt tot zelfrespect en draagt bij aan de kwaliteit van leven.
Als beperkingen dusdanig zijn, dat ze de mogelijkheden belemmeren, dan heeft ieder mens recht op ondersteuning, op wat voor manier dan ook.
Een verstandelijke beperking mag in deze visie dan ook nooit de reden zijn om iemand uit te sluiten van deelname aan de samenleving of het kunnen benutten van de eigen mogelijkheden of het nu gaat om wonen, welzijn, werken, leren of vrije tijd. Of anders gezegd: uit te sluiten van het recht op een eigen manier van leven!
Vanuit deze grondgedachte hebben Sherpa en ROC Midden Nederland dit traject ontwikkeld.
Het is daarom vanzelfsprekend dat de groepen van deelnemers aan het traject altijd gemengd zijn samengesteld: de personen om wiens leven het gaat, hun verwanten en persoonlijk ondersteuners.
Tijdens de bijeenkomsten van de groepen staan de personen om wie het gaat, centraal. Alles wat aan de orde komt, moet uiteindelijk in dienst staan van wat voor hun leven belangrijk is.
2 De voorbereidingen
2.1 Wat ging er aan vooraf?
Het half jaar voorafgaand aan de start van de cursus heeft de voorbereidingsgroep vele gesprekken gevoerd. Deze gesprekken waren nodig om doel en de inhoud van de cursus zo scherp mogelijk te krijgen en de juiste vorm te kiezen.
Er werd gesproken over het verleden en het heden van de zorg voor mensen met een beperking, in z’n algemeenheid en binnen Sherpa. Het ging over veranderde visies, over herstel van de regie in het eigen bestaan en participatie in de samenleving, over hoe ouders de zorg voor hun kinderen ooit is afgenomen en hoe ze nu weer gevraagd worden medeverantwoordelijk voor de ondersteuning van hun zoon of dochter te willen zijn. Over hoe moeilijk het is om van paradigma te veranderen en dit in beleid en op de werkvloer goed uit te voeren. Het ging vooral ook over de personen waar het uiteindelijk om gaat: de mensen die afhankelijk zijn van de ondersteuning. Zij moeten in staat worden gesteld zelf keuzes te maken over hun eigen bestaan en over de daarbij benodigde ondersteuning.
Deze oriëntatie is heel belangrijk geweest voor alle mensen die verantwoordelijk zouden worden voor de organisatie en uitvoering van het traject, dat vele cursussen zou gaan beslaan. Er was ruimte om verwachtingen uit te spreken en af te stemmen, om twijfels te uiten, om samen te zoeken, om visies te uit te wisselen en om uiteindelijk de basis te leggen voor goede samenwerking en taakverdeling; tussen de medewerkers van Sherpa onderling en tussen die van Sherpa en het ROC Midden Nederland.
Het heeft ook geleid tot een inventarisatie van thema’s en aspecten waar (blijvend) aandacht aan besteed zou moeten worden om het uiteindelijke doel te kunnen halen. Deze zijn te onderscheiden in:
Algemeen
- mogelijke opvattingen/misverstanden in de communicatie, ervaringen, uitwisseling, centraal stellen van de cliënt
- beleidsmatige zaken, visie, rechten van de cliënt, etc
- verantwoordelijkheden en rollen van alle betrokkenen erkennen en onderkennen
- informatie delen en discussie ter voorbereiding op een mogelijke verhuizing
Procesmatig
- kennismaken en elkaar leren kennen
- naar elkaar luisteren
- elkaar leren begrijpen en verstaan
- visie, fantasieën, dromen en verwachtingen over de toekomst mogen delen
- mogelijkheden, behoeftes en verwachtingen van de verwanten, persoonlijke
ondersteuners en cliënten verkennen, herkennen en erkennen- het recht op een eigen manier van leven
- het proces van loslaten/anders vasthouden van alle betrokkenen leren delen en een eigen plek geven.
Inhoudelijk
- wat heeft de cliënt nodig aan voorwaarden voor een eigen manier van leven
- wat heeft de cliënt nodig aan voorwaarden om in een ander huis (op of buiten het instellingsterrein) te kunnen wonen, waarbij gedacht kan worden aan
ondersteuningsbehoeften, netwerk, sociale contacten, karakter van de woonomgeving, etc.
2.2 Deelnemers-driehoek
Tijdens een cursus gaat het om de driehoek cliënt, verwanten en persoonlijke ondersteuner of begeleider. In sommige gevallen doen ook bezoekvrienden mee.
Zowel de verwanten als de persoonlijke ondersteuners zijn ervaringsdeskundigen, ieder met een eigen verantwoordelijkheid.
In deze driehoeksverhouding heeft elk lid tijdens een cursus een eigen rol, waarbij de verwanten en persoonlijke ondersteuners een ondersteunende rol krijgen voor de cliënt.
Een bijkomend voordeel van deze constructie is dat ze elkaar ook beter leren kennen en dat ze informatie aan elkaar door kunnen geven.
Het management van Sherpa heeft voor de start een volgorde van groepen deelnemers gemaakt. Er is in de eerste plaats gekozen voor cliënten die (nog) op het instellingsterrein aan de Zandheuvelweg te Baarn wonen.
In de voorfase vindt er op uitnodiging van managers per aangewezen locatie een gesprek plaats met cliënten (soms aanwezig), verwanten en (persoonlijke) ondersteuners.
In dit gesprek wordt kort uitgelegd wat de opzet van de cursus is en wat het doel is. De aanwezigen worden gestimuleerd om aan de cursus mee te doen, onder voorwaarde dat het steeds om de eerder genoemde driehoek gaat. Niemand wordt verplicht. Het gebeurt wel eens dat persoonlijke ondersteuners verwanten extra stimuleren en proberen te overtuigen van het belang om deze cursus te volgen. Het biedt alle partijen nieuwe kansen.
2.4 Locatie
Een cursus vindt overwegend plaats in het cultureel centrum van Amerpoort/ASVZ, de collega-instelling aan de overkant van de weg.
Daar is een leslokaal en een restaurant waar een gezamenlijke lunch mogelijk is. Incidenteel wordt gebruik gemaakt van het conferentieoord de Drakenburgh vlak in de buurt.
Er is bewust gekozen voor een locatie buiten het instellingsterrein van Sherpa.
Een andere omgeving nodigt uit tot een andere wijze van met elkaar in gesprek gaan. Door die andere locatie wordt een (persoonlijk) ondersteuner bovendien niet gestoord door de dagelijkse beslommeringen van het werk.
De eigenlijke wens is dat de cursus op het ROC Midden Nederland plaats vindt, omdat dit in de inclusiegedachte past. Logistieke problemen (Baarn – Utrecht) hebben er echter toe geleid dat dit niet gebeurt.
3 Onderwijsconcept en methodiek
3.1 Onderwijsconcept
Het onderwijsconcept van de cursus “Een eigen manier van leven” gaat uit van natuurlijk leren, leren in vrijheid en ervaringsleren. Deze uitgangspunten geven iedere cursist de kans om in vrijheid te komen tot interne zelfbepaling en zelfsturing. Dit werkt ontplooiend en ondersteunend in het uiteindelijk nemen van de eigen regie. Er worden gezamenlijk mogelijkheden ontdekt en er wordt daarbij gebruik gemaakt van de talenten van de cursisten en de krachten van de cursusgroep.
Natuurlijk leren, leren in vrijheid en ervaringsleren staan dicht bij elkaar.In de cursus wordt in alle vrijheid een groot beroep op de deskundigheid van de deelnemers gedaan.
De deelnemers worden gestimuleerd om actief mee te denken, te discussiëren, hun visie en ervaring in te brengen, uit te wisselen en hun verantwoordelijkheid te nemen. Met elkaar mogen ze onderzoeken en ontdekken wat de mogelijkheden zijn van en voor de cliënt.
“Ontdekken en onderzoeken” zijn centrale begrippen. Oude en bestaande beelden kunnen aangevuld en/of vervangen worden door nieuwe beelden en opvattingen. Iedereen leert zich als het ware te verwonderen over wat hij of zij werkelijk kan zien. Van bewustzijn naar inzicht naar actie.
Dit is geen vanzelfsprekend proces. Door de ruimte en stimulans voor ontdekken en onderzoeken zal elke deelnemer bereid zijn buiten zijn of haar eigen grenzen te kijken. Door het “niet moeten” mag er veel.
Voorgaande kan alleen als de deelnemers respectvol en accepterend bejegend worden (zie verder: houdingsaspecten).
Dit ogenschijnlijk en aanvankelijk niet vanzelfsprekend proces wordt een natuurlijk leerproces. Ouders krijgen weer de eerder afgestane regie in een andere vorm in handen en persoonlijke ondersteuners ontdekken mogelijkheden voor de ondersteuningsrol naar de cliënt. De cliënten horen in dit proces volledig en volwaardig thuis. Zij zijn het middelpunt, ze horen erbij (inclusie) en kunnen en zullen dat ook laten zien. Ze kunnen ieder op zijn eigen wijze meedoen en mogen hiervan leren. Uiteindelijk gaat het om de cliënten en zijn alle andere betrokkenen voorwaardelijk ten behoeve van het welbevinden en levensgeluk van en voor de cliënt.
3.2 Methodiek
Maar, een onderwijsconcept alleen is niet voldoende. Om dit concept handen en voeten te geven, is een methodiek nodig. Voor deze cursus wordt gebruik gemaakt van het ‘Handelingsonderzoek’ van Gieles (Gieles 1988).
Hieronder volgt een korte uitleg over de achtergronden van deze methode en de vertaling naar “Een eigen manier van leven”.
Daar waar in deze korte inleiding steeds de term ‘werker’ wordt gebruikt, kan ook cursusdeelnemer worden gelezen.
3.3 Handelingsonderzoek (inleidend)
In de tachtiger jaren is er een project “Fondsvorming Leefsituatie” (Gieles 1988) gestart vanuit de gedachte dat werkers door hun praktijk over veel ervaring beschikken en dat het verzamelen van praktijk inzicht kan geven in methodische uitgangspunten en methodisch handelen. Door het onderzoeken van het eigen handelen verzamelt de werker ervaringen (fonds van ervaringkennis), die gebundeld kunnen worden en leert hij zijn eigen methode over te dragen.
Het Handelingsonderzoek is een vorm van onderzoek, anders dan de gebruikelijke wetenschappelijke methode van onderzoek. Het is een omgekeerde weg.
Het Handelingsonderzoek gaat uit van aanwezige kennis en kunde bij de werker, waarbij, door middel van bijvoorbeeld discussie en uitwisseling van ervaring in een kleine groep, onderzoek van het eigen handelen systematisch om wordt gezet in vormen van methodisch handelen. Het veronderstelt dat werkers zelf in staat zijn om een goede handelswijze te kiezen en deze ook willen verbeteren. Dit vraagt tijd, aandacht van en voor elkaar, kwetsbaarheid, reflectie- en analytisch vermogen. De werker moet bereid zijn om anderen de gelegenheid te geven mee te kijken en te denken in zijn manier van handelen.
De eigen handelswijze kan onderzocht en verbeterd worden door (Gieles 1988):
- de huidige handelswijze zichtbaar en helder te maken voor jezelf en voor anderen
- door er over na te denken en te discussiëren, door jezelf en elkaar vragen te stellen,
- door andere handelswijzen uit te vinden en in de praktijk te beproeven om te bezien of anders ook beter is,
- door kennis die je in dit proces opdoet onder woorden te brengen tot een samenhangend geheel van inzichten omtrent het weten en handelen, dus tot een methodiek die overdraagbaar is aan anderen.
Het Handelingsonderzoek beoogt meer greep te krijgen op ieders manier van handelen in relatie tot de cliënt(en) die ondersteund wordt of worden.De deelnemers aan “Een eigen manier van leven” kunnen met deze methode in een voortdurend cyclische beweging onderzoeken op welke wijze en op grond waarvan zij hun houding en handelen ten opzichte van hun zoon/dochter/ broer/zus/cliënt kiezen en invullen en hoe ze daarin ook andere keuzes kunnen maken.
Voor verdere stapsgewijze uitleg van deze methode: zie bijlage 1 e.v.
Aan deze manier van werken in een cursusgroep, die moet leiden tot gezamenlijk onderzoek, gesprek en discussie, zijn ook voorwaarden verbonden, de spelregels.
3.4 Spelregels voor het gesprek (Gieles 1988)
-Dialoog en geen monoloog.
Communicatie moet zo zijn dat het verhaal over het handelen niet alleen verteld, maar ook beluisterd en begrepen kan worden. Het gesprek moet een dialoog zijn en gaat uit van een gesprek tussen personen waarbij gedacht en uitgewisseld wordt en waarin betekenissen worden ontdekt die mensen aan feiten geven.
-Machtsvrij.
Het dialogisch gesprek dient machtsvrij te zijn. Macht van de één over de ander verdraagt zich niet in een dialoog. Niet de positie van iemand telt, wel de argumenten. Elk lid heeft gelijke kansen om argumenten in te brengen, te betwijfelen of te betwisten, te ondersteunen of te verwerpen.
-(Maatschappij)kritisch.
De dialoog dient ook kritisch te zijn. Dit wil zeggen dat vanzelfsprekendheden altijd te bevragen zijn en dat dus niets bij voorbaat als vanzelfsprekend voor waar wordt gehouden. Het handelen van personen is in principe bevraagbaar, bekritiseerbaar en juist daardoor te verbeteren. Dit geldt ook voor situaties en interpretaties daarvan en ook voor de maatschappelijke situatie. Iemands huidige maatschappelijke werkelijkheid is niet vanzelfsprekend de juiste en de enige maatschappelijke werkelijkheid.
-Dialectisch.
De dialoog dient dialectisch te zijn. Dit wil zeggen dat er ruimte dient te zijn voor tegenstellingen in ideeën van mensen. Die tegenstellingen zijn vruchtbaar. Ze kunnen tot inzichten op dieper niveau leiden. Zo nodig dient er zelfs gezocht te worden naar het tegenovergestelde van een bewering om ook die te onderzoeken op mogelijk waarheids- en bruikbaarheidsgehalte
Deze machtsvrije, kritische en dialectische dialoog die in een kringgesprek plaatsvindt, is de kern van het Handelingsonderzoek.
Er zijn hierbij ook een aantal geldigheidscriteria om tot conclusies te komen (zie bijlage 2). In de cursus worden deze criteria, waar nodig, gebruikt.
3.5 Toepassing van de methodiek in de cursus
In de korte inleiding (en bijlage 1 en 2) gaat het vooral om een vorm van onderzoek waarbij de werkers met hun praktijk centraal staan om van daaruit te komen tot een methodiek. Bij deze cursus is dit niet de bedoeling. De cursus beoogt geen wetenschappelijk onderzoek en geen methodiektraining te zijn. Wel wordt beoogd het bevorderen van het gesprek (dialoog) met Sherpa en met elkaar en het stilstaan bij ieders beelden, werkwijze en handelen. Dit gebeurt op basis van onderzoeken, ontdekken, discussiëren en uitwisselen en uiteindelijk steeds in het belang van de cliënt.
Op grond van het hierboven genoemde doel van de cursus worden de onderdelen uit het Handelingsonderzoek in de cursus wel toegepast, maar minder stringent dan bij Gieles in de beroepspraktijk plaatsvindt. Het accent ligt vooral op de spelregels en minder op de onderzoeksmethode. De onderdelen uit het Handelingsonderzoek
(interpretaties, doelen, werkwijze / handelen, inzichten en komen tot nieuwe vragen) worden op een speelse manier verwerkt in diverse werkvormen en tijdens de gezamenlijke gesprekken en discussies met de deelnemers.
De spelregels zijn een goed uitgangspunt om als leidraad te gebruiken bij de cursus. Ze sluiten tevens aan bij de supportgedachte, waarbij onderzoek naar de (achterliggende) vraag van de persoon, waar het om gaat, altijd centraal staat.Door de spelregels centraal te stellen in de gesprekken worden de deelnemers uitgenodigd, maar ook uitgedaagd uit om in alle openheid gesprekken en discussies met elkaar aan te gaan.
3.6 Beoogde effecten van de spelregels
Bij het toepassen van de spelregels is het de bedoeling dat de cursist met zijn of haar verhaal centraal blijft staan en wordt ernaar gestreefd om gezamenlijk een taal te vinden die past bij de doelen en de dialoog.
Hierbij is er wel een valkuil die constante aandacht vraagt: het kan zijn dat deelnemers genoeg eigen ervaring en voorbeelden hebben om het verhaal van een ander over te nemen en/of op te lossen. Daarom wordt consequent aan andere deelnemers gevraagd om hun eigen verhaal, eigen gedachten, associaties of oplossingen tijdelijk te parkeren. Elk verhaal is uniek. Later kan blijken dat er meer gemeenschappelijke factoren in de diverse verhalen te vinden zijn. Daar is in een later stadium dan ruimte voor.
De spelregels stimuleren deelnemers om met anderen in gesprek te gaan op een dusdanige manier, dat ook communicatieve– en sociale vaardigheden toe zullen nemen (niet de opzet, maar wel een welkome bijkomstigheid van deze cursus).
De dialoog in een cursusgroep moet leiden tot het ontwikkelen van uitgangspunten voor een “Een eigen manier van leven” van degene waar het om gaat. Vooraf is onduidelijk wat hiervan het resultaat zal zijn. Ze kunnen en zullen voor de deelnemers verschillend zijn, maar ze kunnen ook op gespannen voet staan met de visie van Sherpa.
Per persoon zal uiteindelijk blijken hoe dit uitpakt en op welke wijze daar na de cursus op voortgebouwd zal worden. Een grote onzekerheid, maar principieel passend bij een proces, waarbij de keuze van de cliënt uitgangspunt is.
Het kan gaan om zaken als (de mate van):
- afstand en betrokkenheid,
- aandacht en zorg,
- taak en proces,
- functionaliteit en persoonlijkheid,- leunen en steunen,
- openstaan en structureren,
- inclusie en support
- van zorgen voor naar zorgen dat,
- preventief handelen en aanvaardbare risico’s nemen
- groep en individu,
- vasthouden en loslaten,
- rollen cliënt, verwant, (persoonlijke) ondersteuner, begeleider en manager.
3.7 Algemene aandachtspunten in de cursus
De visie, onderwijskundige – en methodische uitgangspunten en spelregels vragen een bepaalde attitude en constante aandacht van de docenten.
Die aandachtspunten zijn te verdelen in algemene- en specifieke aandachtspunten.
Algemene aandachtspunten:
- Is er voldoende voorinformatie over en motivatie voor deelname aan de cursus
- De (mate en wijze van) samenwerking van de driehoek ouders/verwant, (persoonlijke) ondersteuner en cliënt
- Het centraal staan van de cliënt
- Erkenning van en aandacht voor weerstand bij deelnemers
- Elke groep start vanuit een nulpunt, dus de docenten ook (steeds weer opnieuw)
- De cursus moet elke dag iets specifieks hebben
- Deelnemers mógen ontdekken, het móet niet
- Niet de docenten bepalen de mate van inhoud maar de deelnemers
- Rekening houden met taalgebruik van en voor de deelnemers
- Het tempo van de cursus wordt bepaald door de cliënten en niet door anderen
- De cursus richt zich op verandering van paradigma, niet op vorming.
3.8 Specifieke aandachtpunten voor de docenten
Naast de algemene aandachtspunten die van belang zijn voor een goed verloop van de cursus, zijn er nog aandachtspunten die specifiek gelden bij de rol van de docenten. Deze zijn:
Geen verborgen agenda
De docenten werken, door de deelnemers te laten onderzoeken en te ontdekken, toe naar ‘het nemen van de regie’ door verwanten, ondersteuners en cliënten. Dit kan alleen in alle openheid. Is die openheid er niet dan zal men zich daar naar gaan gedragen. Deelnemers voelen dit en zullen de docenten snel betichten van manipulatie of brainwash. Er zal wantrouwen ontstaan. Openheid, transparantie, veiligheid, vertrouwen en een gezonde uitdaging zijn nodig om dit veranderingsproces te ondersteunen. Dit is een van de redenen waarom de docent van ROC Midden Nederland hoofdverantwoordelijke is. Hij heeft een neutrale rol in het proces.
Voorbeeldfunctie
In alles wat docenten doen hebben ze een voorbeeldfunctie. Dit geldt voor hun houding, in wat ze zeggen en hoe ze handelen. Respect, acceptatie, de ander serieus nemen en er voor de ander zijn, zijn wezenlijke begrippen. De docenten geven geen antwoord, maar stellen overwegend vragen. De vragen stimuleren de deelnemers verder te gaan in hun zoek - en ontdekkingstocht. De vragen leiden tot verdieping. In de voorbeeldfunctie checken ze wat ze horen en zien, benoemen ze processen en maken processen inzichtelijk. In hun voorbeeldfunctie hebben ze geen beheersende maar een ondersteunende rol.
Uitdagen en uitdragen
De docenten dragen de visie van support uit. In alle zaken die worden besproken zijn de docenten in staat een terugkoppeling te maken naar deze visie. Daar waar meningen afwijken kan de docent respectvol uitdagen door te confronteren en feedback te geven en dit verbinden met de visie. Dit betekent dat de docenten kwetsbaar durven te zijn, maar niet voorzichtig en zich bewust moeten zijn dat er bij alle deelnemers meer veerkracht is dan ze wellicht denken.
Beelden toevoegen
In alles wat met elkaar bespreken wordt, staat het ontdekken en onderzoeken centraal. Docenten moeten zich ervan bewust zijn dat bestaande beelden niet zomaar veranderen in nieuwe of andere beelden. In hun houding zullen ze moeten benadrukken dat de deelnemers zelf bepalen wat zij belangrijk vinden.
De docenten bepalen dat niet. Deelnemers krijgen de tijd om die nieuwe of andere beelden een plek te geven in hun leven. In de cursusgroep mogen en kunnen ze dit met andere deelnemers, met al hun kritische kanttekeningen daarbij, bespreken.
Ontdekken betekent ook anders mogen kijken en realiseren dat het ook anders kan. Docenten sluiten aan bij de behoeftes van de groep zonder de eigen rol van bijvoorbeeld uitdager uit het oog te verliezen.
Boedelscheiding
Docenten zullen steeds scherp moeten blijven in om wie het gaat en in staat zijn tot het maken van een boedelscheiding. Wat is het probleem en wiens probleem is het eigenlijk?
Verwanten en ondersteuners die een dominante rol vervullen in de cursus en bijvoorbeeld hun probleem zodanig centraal stellen of projecteren in de wensen van de cliënt worden hierop aangesproken, als dit ten koste gaat van de cliënten en/of de voortgang van de cursus.
Kracht en talent
De ontwikkelingen per cursusgroep zijn mede bepalend voor de richting van het gesprek, discussies en het vervolg hierop. De cursusgroep ontwikkelt zijn eigen mogelijkheden. Merkbare erkenning van dit krachtenveld versterkt de deelnemers en de cursusgroep. Individuen ontdekken al werkend hun eigen kracht en talenten.
3.9 Verwachtingen vooraf en fasering
Na duidelijkheid over visie, doel, onderwijsconcept, methodiek, spelregels en algemene en specifieke aandachtspunten is het belangrijk om vooraf stil te staan bij wat de uitvoerders (zouden) kunnen verwachten en hoe de cursus daarom ook gefaseerd moet worden.
Het is aannemelijk dat bijna alle deelnemers in het begin zullen moeten wennen aan deze cursus. Men weet immers niet wat hen te wachten staat.
Maar, tegelijkertijd zal er daardoor ook nieuwsgierigheid zijn. Deelname is uit vrije wil en dat betekent dat de deelnemers het avontuur aan willen gaan.
Maar ook is te verwachten dat er bij deelnemers, op allerlei rationele en irrationale gronden, weerstand zal zijn.
Een vooronderstelling:
In de opzet van de cursus "een eigen manier van leven" gaan we ervan uit dat er bij verwanten en (persoonlijk) ondersteuners weerstand is. Weerstand om nieuwe dingen, weerstand om te behouden wat er is en weerstand, omdat verwanten en ondersteuners zich niet voldoende gehoord voelen.
Jaren is er in de instelling voor zoon of dochter, broer of zus gezorgd zonder directe bemoeienis van verwanten. Dit geldt overigens niet voor iedere verwant.. Soms werd tegen verwanten gezegd: "kom vandaag niet, hij is zo onrustig, het komt niet goed uit" of "u komt te vaak, uw zoon of dochter kan daardoor niet wennen!" Er werd eigenlijk aan verwanten gevraagd: geef je kind aan ons en wij zorgen wel voor hem of haar. Onthechting is daarmee onbedoeld een centraal begrip geworden. Laat je kind maar over aan de instelling, daar wordt goed voor ze gezorgd.
Voor sommige verwanten was dit ook juist een reden voor plaatsing. Geen zorgen meer, mijn kind is in veilige handen. Dit beeld paste in die jaren. We hebben het dan over de 70-er en 80-er jaren.
De weerstand komt waarschijnlijk voort uit vroegere en huidige ontwikkelingen binnen Sherpa (destijds Eemeroord) in combinatie met huidige politieke keuzes en maatschappelijke ontwikkelingen, waarvan voor direct belanghebbenden de gevolgen niet altijd te overzien zijn of men voorbeelden van slechte ervaringen in bijvoorbeeld de ondersteuning van mensen met een beperking in de samenleving voor ogen heeft.
Het is vooraf niet bekend wat er aan weerstand leeft bij de deelnemers.
Wat voor deelnemers belangrijke gevoelens en/of meningen zijn (onbenoemde weerstanden, frustraties, spanningen, privé omstandigheden, zorgen, belangen, enzovoort) kan niet zomaar naar de achtergrond verdrongen worden.
Al deze factoren zullen een rol spelen tijdens de cursus en moeten daarom ook serieus genomen worden.
Deelnemers hebben ruimte, veiligheid, voldoende vertrouwen en erkenning nodig om zichzelf te mogen zijn en te kunnen zeggen wat er speelt. Dit kunnen positieve en negatieve zaken zijn. Pas als cursisten hardop zeggen wat hen bezig houdt ( in het context van de cursus) zullen ze bereid zijn om andere stappen in hun denkwijze te maken, iets nieuws te ondernemen en mee te denken in het veranderingsproces. Dit zal naar verwachting veel aandacht moeten krijgen.
Fasering
Wat betekent het voorgaande voor de fasering in de cursus?
In het begin zal de aandacht vooral gericht zijn op de cursusgroep, met een accent op verwanten en ondersteuners vanuit groepsdynamische behoeftes.
Elkaar leren kennen, met elkaar in gesprek gaan, discussies aangaan, van elkaar mogen leren, erbij horen, conformeren, je identificeren……Dit past allemaal in de beginfase.
Zodra de weerstanden (voor een deel) benoemd kunnen worden, is er ruimte voor een volgende stap.
Dit leidt tot de volgende procesmatige fasering: via bewustwording ontstaan inzichten, die vervolgens omgezet kunnen worden in actie.
Ook aan elkaar wennen zal in het begin sterk spelen (Lewin: unfreezing, moving, freezing). Deelnemers zullen vrije ruimte moeten krijgen voor dit proces van gewenning. Veronachtzaming van dit deel in het proces leidt gegarandeerd tot mislukken van het vervolg.
Gedurende de cursus zal de groepsbehoefte aan gezamenlijkheid (samen sterk) naar verwachting meer en meer gaan verschuiven naar het individu (cliëntbelangen) en de driehoekssamenwerking tussen cliënt, (persoonlijk) ondersteuner en verwant.
De cliënt zal hierbij nadrukkelijker centraal komen te staan met zijn of haar wensen, verwachtingen, behoeftes en mogelijkheden.
In dit dynamisch proces zullen bestaande beelden mogen en kunnen veranderen en leren de deelnemers met elkaar anders te kijken naar een nieuwe en/of andere werkelijkheid.
Op de laatste cursusdag zal het andere denken op gang zijn gebracht en is dit het begin van het vervolgproces: verder formuleren en concretiseren van stappen..
3.10 Opzet van het traject en de afzonderlijke cursussen
Het traject bestaat uit een opeenvolging van steeds een aantal cursusgroepen tegelijkertijd. Dit wordt een cyclus genoemd. Iedere cyclus en dus ook iedere cursusgroep daarbinnen, duurt ongeveer 3 maanden. Het streven is om per cyclus 4 cursusgroepen te hebben.
Rekening houdend met schoolvakanties leidt dit tot de volgende verdeling per jaar:
September - december: 4 groepenJanuari - april: 4 groepen
April - juni: 4 groepen
Een cursusdag duurt van 10.00 tot 14.30 uur.
In de 1e week zijn er 2 groepen (woensdag en vrijdag) en in de 2e week de andere 2 groepen (woensdag en vrijdag)
Tussen de middag is er een gezamenlijke lunch en een pauze van 1 uur.
Onderstaand worden de hoofdthema’s, verspreid over de opeenvolgende cursusdagen genoemd. Per cursusgroep kunnen hierin, afhankelijk van de ontwikkelingen, verschillen ontstaan.
1e Cursusdag
Kennismaking, uitspreken van doelen en verwachtingen, beelden van/over de cliënt, 1e oriëntatie op mogelijkheden en voorbereiding van het “delen van onze zorg” met het management van Sherpa
2e Cursusdag
Discussie, verwachtingen, gesprek met het management en voorbereiding van het werkbezoek
3e en 4e Cursusdag
Werkbezoek (2 dagen met overnachting in een hotel) aan een andere organisatie
5e Cursusdag
Terugkoppeling, vooruitkijken, discussie en voorbereiding werkbezoek binnen Sherpa
6e Cursusdag
Werkbezoek binnen Sherpa + korte tussentijdse evaluatie
7e cursusdag
Terugkoppeling, discussie, keuzes maken, evaluatie en afsluiting
Een nadere uitwerking van deze dagen wordt verderop beschreven bij “Programma en werkwijze”.
3.11 Rol van de docenten
Een cursusgroep wordt begeleid door 3 docenten:
- een docent van ROC Midden Nederland,
- een docent van Sherpa met specialisatie totale communicatie
- een docent van Sherpa afd. Sherpa Cursus of Sherpa Bureau Opleiding.
Rol van de docent van ROC Midden Nederland:
Deze docent leidt het gesprek, houdt het totale proces in de gaten en bevordert door middel van diverse werkvormen de discussies en dialoog in de cursusgroep.
Rol van de docent totale communicatie Sherpa:
Deze docent richt zich vooral op de communicatie met de cliënten en vult van daaruit de docent van het ROC aan.
Rol van de docent van Sherpa Cursus:
Deze docent heeft alle aandacht voor het leren en de leermogelijkheden van de cliënten.
3.11.1 Werkwijze docent ROC Midden Nederland
Deze docent geeft als eerste leiding aan de cursusgroep en maakt gebruik van alle situaties die zich tijdens de cursus voordoen en bruikbaar zijn voor het leerproces en de inhoud.
Zijn houding en reacties zijn voortdurend gericht op de dialoog.
Hij benoemt wat hij ziet en ervaart. Hij creëert ruimte, sfeer, veiligheid en vertrouwen om met en tegen elkaar alles te kunnen en te mogen zeggen.
Hij roept tegengestelde meningen op, zonder te polariseren. Humor is hierbij een belangrijk middel. Zo nodig houdt hij de deelnemers een spiegel voor.
Hij maakt gebruik van de spelregels en stelt zich kwetsbaar op door zich netzo aan te laten spreken als de anderen.
Hij heeft een uitdagende ondersteuningsrol en blijft respectvol naar alle betrokkenen.
Hij stimuleert de cursisten hun regie in eigen handen te nemen.
Door deze houding zal zijn manier van handelen effect hebben op de cursusgroep en zal er snel een vertrouwensbasis ontstaan.
Hij is geen boodschapper van Sherpa, hij heeft een andere rol. Hij heeft geen geschiedenis met verwanten, (persoonlijk) ondersteuners en cliënten. Hij is neutraal.
Dat maakt zijn positie vrij, zonder ballast, waardoor hij onbevangen vragen kan stellen en op een zuivere wijze mag provoceren en uitdagen zonder te polariseren.
3.11.2 Werkwijze docent totale communicatie
Bij elke cursusgroep is de docent Totale Communicatie van Sherpa Consult aanwezig.
Communicatie is iets met iemand delen, deelnemen aan iets. Door communicatie is een mens in staat contacten te leggen, relaties aan te gaan, behoeften en wensen kenbaar te maken en gevoelens te delen. Bij mensen met een verstandelijke beperking (met of zonder gehoorstoornissen) is er vaak sprake van één of meerdere beperkingen in de communicatie. Totale communicatie is een manier om de communicatie te verbeteren en het blijkt als ondersteuningsvorm bij deze mensen aan te slaan.
Totale communicatie wil zeggen het tegelijkertijd en bewust gebruik maken van alle uitingsvormen van communicatie en interactie.
Er wordt stapsgewijs gewerkt aan het opbouwen, toepassen en combineren van communicatievormen, zoals lichaamstaal, communicatie door middel van het gebruik van concrete voorwerpen, foto’s of pictogrammen, tot communicatie met behulp van gebaren of schrift.
Tijdens de cursusdagen is zij erop gericht om de communicatie met en voor de cliënten tijdens de cursus te vergemakkelijken en te verbeteren. Zij doet dit door zeer alert te zijn op signalen van cliënten tijdens de bijeenkomsten. Ze houdt scherp in de gaten of ze er nog bij zijn, zich op hun gemak voelen en gehoord worden. Ze doet dit ook door voor cliënten te “vertalen” met gebruikmaking van de middelen die daarvoor zijn, maar ook door met een of meerdere cliënten even apart in gesprek te gaan om vragen uit te diepen of hun gevoelens helder te krijgen. Zo nodig legt zij het proces stil om specifieke aandacht voor een of meerdere cliënten te krijgen.
Haar bijdrage moet cliënten helpen het proces mee te maken, hun persoonlijke zeggenschap over hun eigen manier van leven te vergroten en hun woon- en leefwensen duidelijk te krijgen.
Het helpt verwanten en (persoonlijk) ondersteuners tenslotte zich voor te bereiden op hun ondersteunende rol in de toekomst.
3.11.3 Werkwijze en houding docent Sherpa Cursus / bureau Opleidingen
Samen met de docent totale communicatie richt deze docent zich op de cliënten. Zij doet de hele cursus mee. Haar specifieke functie is het signaleren van leermogelijkheden van en voor cliënten. Daarnaast is het in aanraking brengen van de cliënten met leren en het plezier, dat dat met zich meebrengt, minstens zo belangrijk.
Deze docent stelt de cursisten vragen over het leren in relatie tot een andere, eigen manier van leven. Cliënten krijgen zo de mogelijkheid om te ontdekken waaraan ze kunnen denken als het over hun eigen leren gaat. Tijdens elke bijeenkomst wordt er tijd uitgetrokken om met de cliënten apart te kunnen werken. De onderwerpen die dan aan de orde komen, verschillen per groep en zelfs per individu. Het doel van dit onderdeel is de betrokkenheid van de cliënt bij de cursus te vergroten, het achterhalen van de communicatiemogelijkheden en het bewust stil staan bij het kiezen. De middelen die gebruikt worden zijn de pictogrammen van het
5-hoeksysteem, de gebaren van Stichting Weerklank, foto’s die veelvuldig gemaakt worden tijdens de cursus, een flap waarop de cliënt in beeld wordt gebracht, een eigen cursusmapje en een knipkaart met sleutelhanger.
Na het apart werken met de cliënten wordt er aan de overige cursisten altijd teruggeven wat ze gedaan hebben en wat is opgevallen is in de communicatie en het leren.
De cursus dient als start van een leerproces van de cliënt dat in principe niet eindig is.
4 Programma en werkwijze
Programma
Hieronder volgt als voorbeeld het programma van 7 dagen, zoals dat is geweest bij een groep uit de 5e cyclus (september – december 2004). Hoewel er altijd verschillen zijn tussen de groepen, geeft dit voorbeeld een goed beeld van hoe een cursus in de praktijk verloopt.
Om de persoonlijke sfeer en de beleving van de deelnemers tot hun recht te laten komen, is deze beschrijving in de “wij” vorm opgenomen.
Per dag worden bij de beschrijving van het programma voorbeelden van citaten en gebeurtenissen tijdens zo’n dag gegeven. Deze staan cursief gedrukt.
Deze verhalen zijn geschreven naar aanleiding van gebeurtenissen in verschillende cursusgroepen, maar wel passend bij het betreffende dagprogramma.
Ze geven een beeld van en inzicht in effecten en processen tijdens de cursus.
4.1 1e Cursusdag
Ochtend:
Inleiding: doel van de cursus, visie en veranderingen
In de eerste ronde vindt een korte uitleg plaats over de cursus, achtergrond,
motieven, de veranderingen binnen Sherpa en de doelen van de cursus. In grote lijnen worden de verschillende cursusdagen toegelicht. We besteden aandacht aan de uitgangspunten van support met de vijf pijlers. Daarnaast leggen we uit wat de spelregels zijn die we hanteren bij de gesprekken op alle cursusdagen. Ook staan we stil bij de aanwezigheid van cliënten en wat dat betekent voor de cursus. We maken duidelijk dat er tijdens de gesprekken ruis kan ontstaan en hoe we daar mee om kunnen en willen gaan. Elke ondersteuner met verwant bepaalt zelf waar de grens van wel of niet aanwezig zijn ligt in verband met vermoeidheid, spanning, angst, onrust of gewoon niet mee willen doen van de cliënt. We stimuleren om het avontuur gezamenlijk aan te gaan en het eventueel per keer te bekijken en op te bouwen. Alles wat we halen, is winst.
Kennismaking:
Bij de kennismakingsronde staan we stil bij alle deelnemers en verwachtingen van de cursus. Hieronder staan 3 verschillende voorbeelden.
1) Tijdens de kennismakingsronde vertelt iedereen wat over zichzelf (voor zover het kan) met zijn of haar verwachtingen. De een ziet wel, de ander wil gesprekken met het management, weer een ander wil dat haar kind niet gaat verhuizen, sommigen zijn boos; "Moet ik nu nog als 80-jarige mij zorgen maken om mijn kinderen die het hier zo goed hebben?"
Er is onzekerheid, verdriet en wantrouwen, maar ook nieuwsgierigheid.
Veel emoties komen in deze eerste ronde al boven. De aanwezigen proberen hun emoties onder woorden te brengen, niet alles wordt verteld
2) Alle verwanten en ondersteuners van een woensdaggroep zijn er van overtuigd dat het wonen op Sherpa het beste is voor hun kind. Geen andere woonplek of woonomgeving. Het is goed dat de oude paviljoens worden afgebroken, maar onder geen voorwaarde verhuizen naar buiten. "Dat kunnen onze kinderen niet aan, ze hebben het verstand van een kind van nul". Er wordt gewezen naar de cliënten: "Kijk maar, ze zeggen toch geen zinnig woord! Is het wel terecht dat ze hier bij zijn, ze verstaan er niets van, dit is zinloos!"
3) Al bij de binnenkomst en eerste kennismaking hangt er een prettige sfeer. Cursisten zijn gemotiveerd en zitten er met een open mind bij, ze zijn op zoek naar mogelijkheden. Wat een tegenstelling ten opzichte van andere groepen!
De weerstand die ik had verwacht, is er gewoon niet. Alle betrokkenen stellen zich coöperatief op en willen met en van elkaar leren. Verwanten en ondersteuners zijn op zoek naar andere en nieuwe mogelijkheden en willen veel horen en zien. Ze willen leren met hoofd, hart en handen. Alles wat ze in de cursus tegen komen kan bruikbaar zijn voor hun zoon/dochter/broer/zus/cliënt. Op het terrein wonen of daarbuiten speelt geen enkele rol. Als de zoon/dochter/broer/zus/cliënt er maar gelukkiger van wordt. Het gaat om een groep cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag.
De cliënt in beeld brengen (+ foto’s)
Na de kennismaking en het uitspreken van verwachtingen wordt de cliënt door de cliënt, de verwant(en) en ondersteuner op een flap gevisualiseerd. Doel is om de persoon die centraal staat in de cursus letterlijk in beeld te brengen door middel van een collage. In het midden van de flap komt een foto van de cliënt. Als de cliënt er niet bij kan zijn maken we een aparte foto van de cliënt voor de flap.
Als richtlijn worden de vijf pijlers van support gebruikt. Dit zijn: -keuzes maken, controle over je eigen leven, -relaties onderhouden, familie en vrienden, -respect ervaren, waardigheid en individualiteit, -competenties benutten, ontwikkeling en groei, -participatie, deelname aan de samenleving.
In de middag worden deze collages besproken. Je ziet de cliënten reageren, ieder op zijn eigen manier: dit ben ik. Tevens is te zien hoe schrijnend het leven van een cliënt niet zelden is: ze hebben niet zelf gekozen met wie en hoe ze willen wonen, hebben bijna geen netwerk,werk of vrije tijdsbesteding. Een voorbeeld:
4) Na de lunch krijgt elk groepje de gelegenheid om een toelichting en een presentatie te geven van de persoonlijke beelden van de cliënt die ze met elkaar op de flap hebben gezet. Eerst maken we nog een foto met de betrokkenen. Cliënten staan er lachend bij, ze reageren goed op de camera.
Elk verhaal met de bijbehorende beelden is anders, de cliënten staan duidelijk centraal, ze staan er in mijn ogen dan ook trots bij.
.
Halverwege zijn een cliënt, zus en haar man aan de beurt. Het meest opvallende is dat haar man het woord neemt en begint te vertellen dat ze niet weten wat er bij de broer van zijn vrouw leeft. Wat gaat er in deze man om, waar denkt hij aan, kent hij gevoelens, hij laat niets zien, hij is emotieloos, zou hij iets horen, hij is doof, etc. De zwager ziet zijn schoonbroer als één groot vraagteken. Zijn vrouw beaamt dit verhaal met tranen in haar ogen. Zij verontschuldigt zich daarvoor. Haar man gaat verder.
In zijn toon praat haar man met warmte over zijn schoonbroer. Deze kijkt regelmatig op, kijkt met een scheef gezicht schuin in de richting van zijn zwager. Hij zoekt op deze wijze volgens mij contact. Blijkbaar ervaart de zwager dat niet, voor hem reageert zijn schoonbroer gewoon niet. Uit het verhaal blijkt dat er veel behoefte is om hem te leren begrijpen. "Hadden we maar taal om te communiceren"! De wil om te leren is er. Zus gaat vervolgens verder met het verhaal. Als zij 's morgens bij haar broer komt, geeft ze hem altijd een rolletje drop. Volgens zus rekent haar broer daarop, het is een vast ritueel. Op het moment dat ze dit vertelt haalt haar broer het rolletje snoep tevoorschijn en neemt hij er een snoepje vanaf. Dit is geen toeval. Hij hoort op de één of andere manier waar het over gaat, ondanks dat hij een speciaal apparaat nodig heeft om iets te kunnen horen. Zus en haar man zien dit niet, staan achter hem en zijn met hun verhaal op de groep gericht. Zus knuffelt haar broer daarna, terwijl hij het rolletje snoep nog in zijn handen heeft. Het verhaal gaat weer verder, "was er maar communicatie"!
Middag:
Uitwisselen, discussie en terugkoppeling uit de groepjes gebruiken als voorbereiding voor het gesprek met het management van Sherpa op de 2e cursusdag.
De cursusgroep wordt gesplitst in 3 groepen: een met verwanten, een met ondersteuners en een met cliënten. De verwanten en ondersteuners krijgen de opdracht om hun vragen en zorgen op een flap te zetten in verband met de huidige en toekomstige ontwikkelingen bij Sherpa voor de cliënten. Ze zijn daar ongeveer een half uur mee bezig.
De cliënten gaan met de docenten van Sherpa aan het werk.
Op de middag maken de cliënten nog eens kennis met elkaar. We noemen (soms door middel van gebaren) namen en praten over de cursus. Iedereen krijgt een map in de woensdagkleur (rood) of vrijdagkleur (oranje).
In deze map zit het programma van de dag in schrift en pictogrammen. Tijdens de cursus komt hier allerlei materiaal in zoals; tekeningen, foto’s, informatie over de werkbezoeken, het hotel, enz. Ook krijgt elke cliënt een zelf gekozen sleutelhanger en een knipkaart met in pictogrammen gevisualiseerd hoe vaak we bij elkaar komen. (hoe vaak we naar cursus gaan). Deze kaart kan een cliënt gebruiken als verwijzer (ik wil communiceren over de cursus) en er is, door middel van knipjes in de picto’s te zien hoe vaak we nog bij elkaar komen.
Terugkoppeling en evaluatie
Na afloop koppelen we discussies per groepje terug naar de cursusgroep. We beginnen eerst met de cliënten. Als we daarmee klaar zijn houden we een korte evaluatie over deze dag waarbij we specifiek stilstaan bij de ervaringen van alle deelnemers. We stellen ook vragen over de aanwezigheid van de cliënten en hoe iedereen dat heeft ervaren. Hieronder staan een aantal voorbeelden:
5) Tijdens de korte evaluatie aan het einde van de 1e cursusdag geven een aantal deelnemers op de valreep wat reacties terug. Ze vinden het een prettige dag, leerzaam en goed om op deze wijze met elkaar bezig te zijn.
Een van de cursisten vindt dat er een prettige sfeer hangt. Ze vindt met name dat wij als docenten een informele sfeer neerzetten, wat haar aanspreekt. De informele sfeer haalt de spanning weg waardoor we snel met elkaar lol krijgen in wat wij doen.Een andere verwant complimenteert Sherpa met de cursus en vooral hoe Sherpa bezig is. Zij had zich aan het begin van de dag voorgenomen om gewoon te vertrekken als de cursus niets zou zijn. Dit was dus niet nodig.
6) Aan het einde van de 1e cursusdag vindt er een terugblik plaats op deze dag. De betrokkenen zijn positief, vooral het samenwerken bij het maken van de collage vinden ze leuk. In deze laatste ronde krijgt iedereen de kans om wat te zeggen. Een aantal cliënten kan niets zeggen en hun ondersteuners geven dan meestal aan hoe zij denken dat de cliënten het hebben gevonden. Als ik halverwege de groep ben sla ik 2 cliënten over en vraag aan een verwant een reactie te geven. Tijdens haar reactie is er enige rumoer. De cliënt die ik overslagen heb kijkt snel naar zijn ondersteuner en slaat zich voor zijn hoofd. De ondersteuner praat met zijn handen terug. Als de verwant klaar is met haar reactie ga ik terug naar die cliënt. Ik vraag hem hoe hij het vandaag vond. Er is even een stilte, hij kijkt mij aan, buigt zijn hoofd en houdt vervolgens zijn beide handen voor zijn ogen. Zijn persoonlijke ondersteuner legt uit dat de cliënt bedoelt dat het voor hem niet meer hoeft. Ik heb hem onterecht overgeslagen. Als de cliënt even naar mij kijkt vraag ik aan hem met zijn duim aan te geven wat hij van vandaag vond, ik maak tegelijkertijd met mijn duim een gebaar naar beneden en naar boven. Er is geen reactie. Als ik op het punt sta aan de 2e cliënt, die ik ook had overgeslagen, te vragen hoe hij deze de dag vond , zie ik toch nog een korte reactie bij de 1e cliënt. Hij steekt zijn duim omhoog terwijl hij naar mij kijkt. Heel kort, net genoeg. Ik bevestig zijn gebaar en benoem wat hij deed. Het is goed. Als zijn buurman aan de beurt is schudt deze 'nee' met zijn hoofd, hij doet dat met een kleine glimlach. Ik interpreteer zijn reactie dat het voor hem ook niet meer hoeft. In de korte tijd dat dit zich voordoet is het stil in de groep. De 2 cliënten hebben laten zien dat ze erbij horen en dat ze mee willen doen. Ik mag ze niet overslaan ook al kost het nog zoveel moeite mij antwoord te geven. Ik mag daar niet aan voorbij gaan. De cliënten kwamen op voor zichzelf. Knap, en ik ben weer met mijn neus op de feiten gedrukt. Zij hebben mij terecht gewezen, ze hebben recht op deelname en recht om daar wat van te vinden en te zeggen, op hun eigen manier. Ik zit weer midden in het proces van 'Een eigen manier van leven'. De cliënten hebben mij geholpen in dit proces nog meer open te blijven staan voor welke ontdekking dan ook. In deze groep gaat het om cliënten met moeilijk verstaanbaar gedrag.
7) Af en toe worden er alsnog verwachtingen uitgesproken, meestal aan het einde van een cursusdag. Zo zei een vader tegen mij; "ik had je bij aanvang van deze cursusdag 1 uur gegeven, dan hadden we weer met de cliënten naar de groep gemoeten, zij houden dit niet vol, ik ken ze en ze kunnen de boel flink op stelten zetten!" Het is niet gebeurd, de cliënten hielden het vol en deden gewoon mee. Een ondersteuner in een andere groep gaf mij te kennen dat de cliënten zich thuis voelen in deze cursus. Ze merkt dat aan het gedrag van de cliënten, ze zijn ontspannen en vinden het blijkbaar leuk. "Zoals de cliënten zich hier gedragen, zo gedragen zij zich niet in hun eigen groep, in hun eigen huis".
4.2 2e Cursusdag
Ochtend:
Voorbereiding van en gesprek met managers van Sherpa.
De managers van Sherpa komen om ongeveer 10.30 uur en schuiven, nog voor het gezamenlijk gesprek, aan bij de verschillende groepjes. Het zijn dezelfde groepjes als op de eerste cursusdag. Ieder groepje haalt op wat ze de vorige keer hebben besproken en waar de speerpunten liggen voor het gesprek met het management. De managers die zijn aangeschoven mogen zich in deze voorbereiding niet bemoeien met dit gesprek. Hierna gaan we gezamenlijk verder met het gesprek. Hier komt het volgende uit:
Informatie en zorgen delen en uitwisselen met management over….
- huidige situatie rond de cliënten
- toekomstige veranderingen
- nieuwe ontwikkelingen op het terrein aan de Zandheuvelweg
- eventueel afspraken maken
De deelnemers leggen hun meningen en vragen voor aan de aanwezige managers. Er ontstaat een levendig gesprek met van tijd tot tijd veel emoties voor de deelnemers. De managers van Sherpa zijn erop gericht om ruimte te geven aan deze emoties en de vragen van de deelnemers zo goed mogelijk te plaatsen in het perspectief van deze cursus en het proces met elkaar op een open en veilige manier aan te gaan. De inzet is uiteindelijk om met elkaar te komen tot invulling van een manier van leven die de persoon waar het om gaat, wil.
8) Als we klaar zijn met de opdracht ‘zorgen delen’ ter voorbereiding van het gesprek met het management, komen we weer bij elkaar om per groepje terug te koppelen wat we gedaan hebben. Voordat we starten vertelt een ondersteuner dat een cliënt weer naar huis gaat. Ze is er nu 2 uur bij geweest. De spanning wordt voor haar te groot om te kunnen blijven. De ondersteunster vertelt erbij dat de cliënt erg goed haar best heeft gedaan en dat iedereen trots op haar is. De cliënt straalt en streelt met de hand van de ondersteunster over haar eigen hoofd. Alle deelnemers beginnen op dat moment spontaan te klappen terwijl ze nog achter hun tafels staan. De cliënt straalt nog meer. Ze gaat goed naar huis.
Een grotere overwinning is op dit moment niet denkbaar, ze heeft even haar spanning overwonnen.
9) De 2e bijeenkomst van een cursusgroep begon met een gesprek met het management. Er zijn veel vragen en onduidelijkheden over de toekomst van ondersteuners en cliënten en wat er met het terrein gaat gebeuren. "Waarom moet onze zoon of dochter weg, ze zitten hier al 30 jaar en ze weten precies wat wel en niet kan. Het terrein is voor hen een veilige omgeving, geen verkeershinder, veilig kunnen wandelen, goede zorg". "Alleen de behuizing is slecht, bijna onmenselijk, het wordt tijd dat het afgebroken wordt, had al eerder moeten gebeuren". .
In maart 2005 wordt er gesloopt en dan??? Verhuizen, hoe vaak en waar naar toe?
10) Tijdens een gesprek met het management is er veel oppositie om de nieuwe plannen. Ook verdriet om vroeger en de wijze waarop er steeds gecommuniceerd is. Mensen voelen zich licht bedrogen. We hebben voor onze zoon, dochter broer of zus toch een goede plek gevonden, het is toch goed zo, waarom dan veranderen? Waarom nu wel en waarom dan niet eerder? Waarom is dit niet 10 jaar geleden begonnen? Alom verdriet, boosheid en verwarring, maar ook nieuwsgierigheid naar wat er gaat komen.
Middag:
Vragen voor het werkbezoek voorbereiden, met de pijlers als uitgangspunt
De verwanten en ondersteuners gaan zich apart voorbereiden op het werkbezoek over veertien dagen. De cliënten werken apart met de docenten van Sherpa (aanzet tot leren kiezen, voorbereiding werkbezoek)
Na afloop wisselen we gezamenlijk uit.
Een paar voorbeelden:
11) Één van de cliënten loopt naar de tafel waar wij van alles op hebben gelegd en bekijkt het één en ander. Plotseling pakt zij een foto en bekijkt deze nauwkeurig. Ze houdt de foto dicht bij haar gezicht. Ze draait zich ineens om, kijkt om zich heen en houdt de foto triomfantelijk omhoog. Vervolgens loopt ze naar haar ondersteuner en zegt hardop: “maar wij kunnen nog niet verhuizen, er zit nog geen dak op het huis!”
12) Suzanne (docent) verteld hoe een cliënt vol enthousiasme meedoet. Bij het woord video gaan beide handen van de cliënt omhoog en maakt hij een soort wegwerp beweging alsof hij, zoals bij het voetballen, een 'ingooi' heeft. Toeval? We moeten er om lachen. Suzanne geeft aan dat hij het blijkbaar herkent. De ondersteuner van de cliënt heeft een andere mening. Dit gedrag vertoont hij wel vaker. Hij ziet geesten en werpt met beide handen de geesten van zich af, zoals hij ook de proppen van zich afwierp.
4.3 3e en 4e Cursusdag
Dit deel van de cursusdag omvat twee dagen: een werkbezoek aan een instelling elders in het land.
Processen tijdens de werkbezoeken
Door de voorbereidingen op het werkbezoek tijdens de 2e cursusdag gaan alle deelnemers met specifieke vragen op pad. De vragen zijn divers: hoe gaat het management om met de ouders, is er voldoende geld, hoe handelen ze bij ziekte, hoeveel persoonlijke ondersteuners zijn er per huis, wat zijn de verantwoordelijkheden van de verwanten en persoonlijke ondersteuners, op wat voor manier wordt er zorg besteed aan mensen met veel beperkingen, kunnen ze in een gewoon huis wonen, is integratie haalbaar, kunnen ze een hele dag naar het werk of een activiteitencentrum, enzovoort.
Het gaat om allerlei vragen die de deelnemers bezighoudt en waar ze graag antwoord op willen krijgen bij een werkbezoek aan een andere organisatie.
Op de eerste dag horen de cursisten veel. Ze mogen in de keuken kijken bij een andere organisatie en kunnen deze organisatie daardoor vergelijken met Sherpa, instellingsterrein Zandheuvelweg. We gaan op bezoek bij woningen, werkplekken en activiteitencentra. Elk project wordt toegelicht en de visie wordt helder gemaakt. De eerste dag is vaak wat algemener van aard. De visie staat voorop in de uitleg.
De weerstand tegen de bezoeken die er in het begin is (Sherpa Zandheuvelweg doet het toch goed, alles kan gewoon zo blijven, moet dit wel zo, wat kost dit allemaal, wat heeft een andere organisatie nou meer te bieden?) verandert langzaamaan door het zien en horen van de diverse andere verhalen. Onderling wisselen de deelnemers hun ervaringen uit. (Dit is een goed idee; dit kan mijn zoon niet; dit zou een goede omgeving voor mijn dochter zijn; mooi huis; enz) Door deze uitwisseling ontstaan er andere beelden, ziet men andere mogelijkheden. Door het visieverhaal en de werkelijke praktijk zien de deelnemers dat het anders kan.
Sommigen cursisten worden daarom boos of verdrietig. Waarom heeft Sherpa Zandheuvelweg dat niet; waarom gaan we nu pas hiermee aan de slag; dit kan bij Sherpa niet; de huizen zijn bij ons onbetaalbaar, enzovoort.
Anderen stimuleert het om de nieuwe mogelijkheden te zien als een nieuwe kans. Dit is wat ze willen. Hiervoor gaan ze knokken. Bij iedereen roept het emoties op die soms verwarrend kunnen zijn.
Tijdens het diner en in de avonduren wordt er informeel uitgewisseld. Er gebeurt dan veel. De deelnemers proberen met elkaar al hun indrukken, kritieken, mogelijkheden een plek te geven. De deelnemers zijn bezig met verwerken van wat ze zien en horen. Een vermoeiende bezigheid.
Een aantal managers van de locaties waar de cliënten wonen, en soms een lid van het Raad van Bestuur van Sherpa zijn ’s avonds ook aanwezig. Zij zijn volop in gesprek met de deelnemers over wat ze gezien en ervaren hebben en de vragen die daaruit voortkomen.
Op de 2e dag gaat het meer om specifieke projecten met vergelijkbare problematiek. Soms vragen ouders daar ook naar. Door het zien van cliënten die vergelijkbaar zijn met eigen zoon/dochter zien ze ook de meerwaarde.
De meeste cliënten, verwanten en ondersteuners gaan voldaan terug naar huis en hebben veel bagage mee gekregen om over na te denken.
Deze 2 dagen hebben veel invloed op alle deelnemers. Zowel formele als informele momenten versterken de beelden en nieuwe ontdekkingen. Het samen borrelen, eten, kletsen, slapen in een hotel, heeft een toegevoegde waarde. Na afloop van deze dagen gaan de mensen op een andere wijze naar huis: vol met nieuwe gedachtes, met nieuwe ideeën, met nieuwe mogelijkheden, met verwarring, met twijfel en bevestiging. Door de betrokkenheid van het management voelen alle deelnemers van de cursus zich serieus genomen wat met name de dialoog versterkt.
Een paar voorbeelden:
13) Verwanten en ondersteuners van Sherpa raken meer en meer onder de indruk van wat ze zien en horen. Dit zijn dus mogelijkheden, zo kan het ook. Er zijn op deze wijze zelfs mogelijkheden voor hun eigen zoon/dochter, broer of zus. Een van de verwanten stelt het zo: "Dit inspireert mij, hier wil ik in meedenken. Ik kan niet meer zwijgen".
14) Met een cursusgroepen zijn we op werkbezoek geweest bij Arduin Middelburg en Hendrik van Boeijen in Assen. Er is in deze dagen weer veel gebeurd. Mogelijkheden zien en verhalen horen versterkt het denkproces rond het zoeken naar nieuwe mogelijkheden van en voor de cliënten. Verwanten en ondersteuners zijn onder de indruk wat er bij deze organisaties te zien is. Zo kan het ook! Ze vallen van de ene verbazing in de andere. Dit geldt zowel voor woonmogelijkheden als voor werk. Meest opvallend ervaren de verwanten en ondersteuners de rust die er overal heerst. Waar je ook komt hangt een prettige en rustige sfeer. Dit is niet gespeeld, er moet dus iets zijn wat zo’n effect geeft. Steeds komt kleinschaligheid naar voren. Leven op maat, huizen op maat, werk op maat en activiteiten op maat. De cliënt is het uitgangspunt. Bij beide organisaties blijven ze steeds zoeken naar nieuwe mogelijkheden voor de cliënt totdat ze iets gevonden hebben dat past, waar de cliënt zich gelukkig in voelt. Welbevinden en welzijn van de cliënt staat centraal. Bij de eindevaluatie geeft iedereen aan dat ze dit willen. Wat deze organisaties bieden willen zij ook voor hun zoon/dochter/broer/zus/cliënt. Ze zijn overtuigd van de mogelijkheden, zo moet het bij Sherpa ook worden.
15) Ik heb mijn auto bij Hotel Green and White in Oostkapelle geparkeerd. We blijven daar één nacht met een cursusgroep en zijn op werkbezoek bij Arduin in Middelburg. De hele reis van Baarn naar Middelburg is voorspoedig verlopen met naast mij een cliënt en moeder op eigen verzoek achterin. Nadat we in het hotel heerlijk gegeten hebben en na een gezamenlijk evaluatief gesprek met alle betrokkenen, vertrekken we weer voor een bezoek aan één van de locaties van Arduin. Als we met zijn drieën naar mijn auto lopen zie ik dat een andere auto nogal strak tegen die van mij staat. Ik ben van plan om de auto eerst uit te parkeren alvorens de cliënt en zijn moeder erin te laten. Ik zeg dit niet hardop. De cliënt loopt ook naar mijn auto, hij wil volgens mij gewoon weer voorin. Moeder schrikt omdat ze ziet dat hij de autodeur niet ver kan openen. Ze roept "kijk uit"! Voordat ze kan ingrijpen heeft haar zoon met zijn linkerhand de deur open gemaakt en met zijn rechterhand omklemt hij de deur zodanig dat deze onmogelijk tegen de andere auto aan kan komen. Hij voorkomt dat mijn auto en de andere wordt beschadigd! Moeder kijkt met verbazing naar wat er gebeurt. Ze kon niets doen en hoefde niets te doen. Haar zoon kon het zelf. "Goh, dat hij dit kan, dat had ik niet gedacht", is haar reactie. Ze zegt het met enige trots en verbazing en kijkt mij aan. Als we in de auto zitten pakt de cliënt uit zichzelf de autogordels. Weer is moeder verbaasd. Het enige wat niet lukt is dat haar zoon de gordel in het slot krijgt, daar wil hij in geholpen worden. In de auto is het tijdens het rijden enige minuten stil. Moeder begint dan te vertellen dat haar zoon vroeger meer kon. Praten kan hij niet. Hij is een echte autist volgens moeder. Ze komt vervolgens terug op het voorval met de deur. Nog steeds verbaasd over dat hij dat kan. "Misschien moet ik hem wel meer de kans geven om zelf de dingen te laten doen", is haar reactie. Ik hoef weinig te doen en knik bevestigend. De "deur" krijgt op deze wijze een symbolische betekenis. Haar zoon kan gewoon meer en “opent deuren op zijn eigen manier. Het andere denken is begonnen!
4.4 5e Cursusdag
Ochtend:
Terugkoppeling naar het werkbezoek en vooruit kijken
We starten ’s morgens met een terugblijk op het werkbezoek. Iedere deelnemer krijgt de gelegenheid terug te geven wat hij of zij van het werkbezoek vond. De volgende vragen komen dan aan bod:
- Wat sprak aan (visie, locaties, uitstraling) en wat niet?
- Wat zou je mee willen nemen van de andere organisatie?
- Wat de andere organisatie heeft, is dat ook haalbaar voor Sherpa?
- Heeft het werkbezoek geholpen bij het maken van een keuze?
- Hoe reageerde de cliënt, wat viel op tijdens dit werkbezoek?
“Meteen al bij de start van het ochtendprogramma komen we kort terug op ons werkbezoek van 14 dagen geleden aan Esdégé/Reigersdaal in Alkmaar. Wat sprak ons aan, waar hebben we wat aan, wat willen we ook en wat beslist niet, wat viel op, wat willen we zo overnemen?
De deelnemers geven aan dat ze het project voor ouderen het meest aansprak. Dit zien ze wel zitten voor hun broer of zus. Gewoon in een mooi appartementencomplex wonen tussen andere oudere mensen:
goede ondersteuning, een ontmoetingsruimte, geen onderscheid, het gebouw staat in een kleine dorpsgemeenschap en de cliënt staat centraal!
Blijkbaar zijn dit voor deze cursusgroep belangrijke basisvoorwaarden om ergens te kunnen leven en wonen”.
Halverwege dit gesprek geeft een verwant aan dat hij moeite heeft met de gehele situatie waar Sherpa (en daarmee ook de cursus) zich in bevindt. Hij vindt dat Sherpa zich te veel op ‘zingeving en ontplooiing ’ richt en hij is bang dat er te weinig aandacht is voor de basale bestaansvoorwaarden. Hij heeft op het internet gezocht naar ‘zingeving’ en kwam bij Maslow terecht. Hij werd door de theorie van ‘Maslow’ bevestigd in zijn mening dat we te hoog grepen.
Eerst moet voldaan zijn aan de basisvoorwaarden (primaire biologische behoeften en veiligheidsbehoefte) dan pas komt de rest.
We hebben een korte discussie hierover en de verwant geeft aan dat deze (arbeids)motivatie ook opgaat voor mensen met een verstandelijke beperking, volgens de deskundigen op het internet. Dit was voor de verwant een belangrijk moment. Hij kon teruggeven aan de groep wat hem bezig hield en kon op deze wijze zijn kritiek uiten. Voor een belangrijk deel van de groep was deze discussie echter te abstract en werd hij daarom gestopt.Voor de verwant in kwestie was de discussie belangrijk genoeg om zijn eigen onderzoekstocht hierin verder voort te zetten en hij zal dit thema in het gesprek met de betreffende manager van Sherpa zeker inbrengen.
Middag:
Vragen voorbereiden voor werkbezoek binnen Sherpa en levensboek
In de middag bereiden we het werkbezoek aan Sherpa voor, dat veertien dagen later zal plaatsvinden. De verwanten en ondersteuners doen deze voorbereiding apart. Alle informatie, die ze tijdens de cursus hebben opgedaan, wordt hierin meegenomen. Ook de ideeën uit het vorige werkbezoek worden gebruikt. Wat willen ze nog weten, hoe wordt er gewerkt, hoe is het voor de cliënten, enzovoort.
De cliënten werken apart met twee docenten en bereiden zich voor op het werkbezoek door middel van onder andere foto’s en pictogrammen.
Na afloop vindt er een terugkoppeling plaats. We starten eerst met de cliënten, daarna volgt uitwisseling tussen de verwanten en ondersteuners.
Levensboek:
Een levensboek is een uitgebreid fotoboek van de cliënt dat zijn of haar leven(sgeschiedenis) schetst.
Het maken van een levensboek helpt de cliënt om een beeld van zijn of haar leven te krijgen, vast te houden en overdraagbaar te maken en het helpt anderen om ook een beeld van hem of haar te krijgen.
“Een oud-deelnemer aan de cursus “Een eigen manier van leven” en de dominee van Sherpa hebben vandaag een PowerPoint presentatie gegeven over het levensboek.
De oud-deelnemer staat hierin centraal, het is zijn boek. Er zijn foto’s gemaakt op zijn werk, waar hij heeft gewoond, waar hij nu woont, zijn band met de kerk en hoe hij, op eigen verzoek, ouderling is geworden. Met trots doet hij mee bij de presentatie. De oud-deelnemer is een cliënt van Sherpa en woont al een aantal jaren niet meer aan de Zandheuvelweg.
De deelnemers van de cursus reageren spontaan op zijn
verhaal. Als hij in het kort wat uitlegt, wordt er meteen met een open vraag
op gereageerd. De vragen worden op een gelijkwaardige manier, spontaan en
met respect gesteld. De oud-deelnemer reageert met een lachend gezicht op de
vragen en geeft meteen antwoord. Volgens mij vindt hij het leuk.
Hij gaat in dit gesprek steeds gemakkelijker praten, terwijl dat voor hem
een behoorlijke opgave is.
De wijze waarop iedereen op elkaar en op de oud-deelnemer reageert werkt
stimulerend. De deelnemers zijn op een respectvolle wijze kritisch,
bereikbaar en aanspreekbaar in alles wat er wordt aangedragen.
Dit heeft een positief effect op hem. Hij wordt er zelfs enthousiaster van.
Ik heb hem eerder, in een andere cursusgroep, dit verhaal zien presenteren,
waarin hij moeilijker uit zijn woorden kwam. Hij praatte toen bijna in
steekwoorden, nu spreekt hij in hele zinnen. Het zijn geen lange zinnen.
Verbazend om te zien dat dit ook kan. Ik vraag me dan meteen af hoe dit kan.
Hoe komt het dat hij enthousiaster wordt en beter gaat praten?
Uit dit verhaal blijk dat een cursusgroep veel invloed heeft op alle deelnemers en daarmee ook bijdraagt aan een positieve of negatieve sfeer van de cursusgroep en manier van reageren. Met diezelfde invloed kunnen we dus een cursist kleiner en/of groter maken en kunnen wij zijn gedrag ontkrachten en/of krachtiger maken.
Wat er vandaag gebeurde maakt de oud-cursist krachtiger in zijn presentatie en zijn verhaal. Het bewijst eens te meer dat verwanten en (persoonlijke) ondersteuners door hun gedrag cliënten kunnen stimuleren en dat daardoor cliënten boven zichzelf uit kunnen stijgen. De cliënten krijgen op dit soort momenten de kans om hun mogelijkheden te laten zien en te ontdekken.
Een beter leermoment bestaat er niet.
We groeien door gelijkwaardigheid”.
4.5 6e Cursusdag
Ochtend en middag:
Werkbezoek Sherpalocaties + tussendoor evaluatie/discussie in ’t Haventje te Hilversum
Dit werkbezoek heeft dezelfde functie als het werkbezoek aan andere instellingen. Sherpa heeft zelf ook voorbeelden van hoe mensen een eigen manier van leven kunnen invullen, binnen de samenleving.
We hebben de ochtend een ronde gemaakt langs verschillende locaties van Sherpa midden in Hilversum en hebben net gelucht bij ’t Haventje.
Voordat we het middagprogramma beginnen houden we nog even een korte evaluatie.
Over het bezoek aan de Daltonstraat en Spreeuwenstraat zijn de deelnemers enthousiast. Hier zien ze mogelijkheden en vinden ze het vergelijkbaar met Hendrik van Boeijen in Assen. Dit klopt met hun eigen ideeën, die ze inmiddels zelf hebben ontwikkeld. Het wordt met enige trots verteld.
Op de valreep geeft een verwant ons een compliment over wat we hebben georganiseerd en wat Sherpa inmiddels al heeft bereikt. Hij is ook bij de Daltonstraat en Spreeuwenstraat geweest. Hij vindt het knap en het doet hem goed dat bij Sherpa óók het een en ander kan.
Als we aan het einde van ons werkbezoek met elkaar naar de auto's lopen beginnen verwanten aan te geven dat deze dag beter is dan de 2 dagen Arduin.
"Hier heb ik wat aan, ik weet nu wat bij Sherpa kan. Dat andere was zo ver weg en zo anders en niet te vergelijken met het Gooi!" Een andere verwant ziet het wel zitten voor zijn zus. "Openbaar vervoer is hier goed geregeld, ik kan hier gemakkelijk met de bus en trein komen, mooie huizen, goede voorzieningen, kleinschalig, ja dit is iets voor mijn zus!"
4.6 7e Cursusdag
Ochtend:
Terugkoppeling werkbezoek, beelden van de cliënt afmaken met nieuwe informatie en doelen met pijlers als uitgangspunt + discussie, dromen concretiseren, eventuele leervragen + discussie
Deze ochtend wordt het werkbezoek aan Sherpa besproken. We staan stil bij voordelen en nadelen en de belevingen van de cursisten op deze dag. We staan apart stil bij hoe deze dag voor de cliënten was. De uitkomst van dit deel is veelal een bevestiging van wat tijdens het bezoek al gezegd en geëvalueerd is.
Beelden van de cliënt afmaken met nieuwe informatie, doelen en met de pijlers van Support als uitgangspunt + discussie daarover.
In dit onderdeel nemen de deelnemers alle kennis en informatie mee en vertalen dat naar de flap die op de 1e cursusdag is gemaakt. We benadrukken de vijf pijlers van Support en dagen de deelnemers uit om ze mee te nemen in de nieuwe plannen die zij zien van en voor de cliënten. De flappen worden aangevuld met nieuwe kennis van de cliënt.
Dromen concretiseren
Het vorige thema wordt teruggekoppeld naar het concretiseren van een droom.
De deelnemers krijgen de opdracht om wensen en dromen te concretiseren op korte en lange termijn. Wat is haalbaar op korte termijn en wat op lange termijn? Wat en wie hebben de cursisten nodig om hun doel te bereiken?
Middag:
Evaluatie
In de evaluatie besteden we aan verschillende zaken aandacht:
- Alle deelnemers vullen een evaluatieformulier in (zie bijlage)
- Per cliëntgroepje wordt er een evaluatieformulier met de cliënt ingevuld
- Na het invullen krijgen alle deelnemers de kans reacties te geven op de cursus en de docenten.
- We vragen kort en kernachtige reacties over wat de cursus hen heeft gedaan,
- We staan apart stil bij “het erbij horen van de cliënten”
- Als docenten geven wij een korte reactie wat wij van de groep vonden.
- We stimuleren alle deelnemers door te gaan met hun plannen en initiatief te nemen.
- We geven aan dat het eigenlijke proces van “een eigen manier van leven” nu pas begint.
Als laatste vragen we toestemming voor publicatie van fotomateriaal en maken we de datum bekend voor het uitreiken van de deelnamebewijzen.
Na afloop van de laatste cursusdag komt een vader naar ons toe. Hij is geëmotioneerd. De cursus heeft hem veel gedaan. Door de cursus is hij dagelijks bezig met alle nieuwe mogelijkheden die wij inbrengen. Het verwart hem. Zijn dochter zou eerst nog maar één jaar leven, later werden dat een paar jaar. Onlangs hebben ze te horen gekregen dat hun dochter veel ouder zal worden. Eerst zouden zij hun dochter overleven, nu gebeurt het tegenovergestelde. Dit heeft veel invloed op hun leven, maar ook op de manier waarop ze tot nu toe dachten. Ze moeten schakelen. Ze moeten een nieuwe rol oppakken om hun dochter. Ze moeten leren initiatief te nemen en niet meer afwachten. De toekomst ziet er ineens anders uit. Lastig. Hun wereld staat op zijn kop. Hun zorg was eerst: laat mijn dochter zo goed als mogelijk leven, zolang als het duurt. Nu moeten ze gaan plannen, specifiek gaan kijken wat hun dochter nodig heeft en daarop aansluiten.
Afsluiting van de cursus
Ongeveer 2 maanden na afloop van een cursus vindt er ’s avonds een feestelijke afsluiting voor alle deelnemers plaats. Aan alle deelnemers van de cursus in die periode (cyclus) wordt een officieel bewijs van deelname door ROC Midden Nederland uitgereikt.
5 Bevindingen en inzichten
5.1 Bevindingen van deelnemers
Op de volgende pagina’s staat een selectie van wat deelnemers zoals gezegd hebben over wat de cursus voor hen betekend heeft.
Een cliënt:
Samen met papa, mama en mijn po’er naar de cursus was leuk.
Het fijnste vond ik dat papa over andere dingen ging praten. Hij keek echt samen met mij wat ik wil en dan bedachten we samen hoe dat zou moeten. Ik woon niet meer op de Zandheuvelweg en ik wil ook nooit meer terug. Ik woon met mensen met wie ik wil wonen het is gezellig.
Ik heb een andere baan en heb het goed naar mijn zin.
En we krijgen bijna elke dag post, reclame en zo, dat kregen we nooit en dat is toch wel heel erg leuk.
Een ondersteuner :
Bij aanvang van de cursus waren er 3 partijen ( de cliënt, zijn ouders en ik, de ondersteuner) met hun eigen achtergronden, betrokkenheid en visie wat betreft het wonen van deze cliënt.
Voor de professionals waren de onderwerpen bedreigend voor hun manier van werken en moesten allerlei dingen, die als vanzelfsprekend golden, opnieuw tegen het licht gehouden worden en zelfs veranderd worden.
Voor de verwanten werd de verhuiswens en de visie van Sherpa als een regelrechte bedreiging gezien.
De meeste cliënten zagen de plannen van Sherpa als een uitdaging en stonden al te trappelen om de verhuisdozen te pakken.
Gaandeweg de cursus werden de meningen van alle 3 de groepen bijgesteld en kwamen de wensen steeds dichter bij elkaar.
Ook begon bij iedereen het besef te komen dat het verstandig is om een realistisch eisenpakket op tafel te leggen zodat daar serieus over gepraat kon worden.
De cliënten kregen de regie van hun leven zelf in handen, de verwanten kregen hun rol in het leven van hun zoon, dochter (broer, zus) terug en de ondersteuners leren dingen los te laten en de cliënt zelf dingen te laten doen, beslissen en ondernemen.
Ze kunnen veel meer dan dat wij denken.
Als de cursus gedaan is, zijn we met z’n allen nog lang niet klaar want deze cursus was een aanzet voor nog veel meer.
Het is niet makkelijk dat wij als professionals steeds meer assertieve cliënten en verwanten ontmoeten, maar het is de enige manier om de jarenlange discriminatie van de cliënt met een verstandelijke beperking te bevechten.
Het volgende gaat over een groep deelnemers, waarvan de verwanten en ondersteuners tot de 1e dag van de cursus vonden dat de cliënten (overigens de laatste verhuizing die als groep plaats ging vinden) van niets mochten weten, want dat zou spanningen veroorzaken.
Een verwant:
Het begin van dit jaar stond in het teken van de cursus “Een eigen manier van leven”. Het jaar waarin mijn broer van het terrein Zandheuvelweg zou gaan verhuizen naar een schakelwoning in de maatschappij. Toen mij werd gevraagd of ik deze cursus wilde volgen heb ik direct ja gezegd. Toen bleek dat naast het personeel ook de cliënten deze cursus gingen volgen, is mijn man ook meegegaan. Mijn broer is autistisch en mijn man en ik horen bij elkaar.
Dat ook de cliënten hierbij aanwezig waren vond ik nogal vreemd. Wat moeten zij hier nu van opsteken? Ze kunnen en willen dit niet, zo dacht ik. Een beetje sceptisch was ik wel. Maar ik was ook heel benieuwd hoe de cliënten zouden reageren. Zo zaten wij dus op de bewuste dag in de cursus. Het eerste wat aan alle cursisten werd gevraagd was “wat zijn jullie verwachtingen van deze cursus?. Hieruit bleek dat de voorbereiding op de verhuizing het belangrijkste voor ons allen was. Verder moesten we leren de knop om te draaien van 30 jaar instellingsleven naar wonen in de maatschappij. Ook wilden we graag de communicatie met de cliënten bevorderen. Toch had ik hier een hard hoofd in, omdat de meeste cliënten niet of nauwelijks kunnen praten en dus niet duidelijk kunnen maken wat ze voelen of willen weten over de verhuizing. Ik dacht zelfs ” deze cliënten weten helemaal niet wat er boven hun hoofd hangt”. Dat dit anders was bleek al snel. De meesten hadden erg goed in de gaten waar we mee bezig waren, zeker toen we groepsgewijs (cliënt met zijn verwan(ten) en ondersteuners) opdrachten kregen, waarbij veel met foto’s, pictogrammen en andere middelen werd gewerkt, bleek dat de cliënten het wel begrepen en het fijn vonden mee te doen in de groep. Ze hoorden er echt bij.
Tevens behoorde bij de cursus een werkbezoek naar Arduin in Zeeland.
We kregen daar te horen wat de visie, doelstellingen en organisatie van Arduin is. Het bleek al snel dat ervan uitgegaan wordt dat ook in de zorgverlening de mens een zelfkiezend en zelfbepalend individu is, ook al is hij een mens met beperkingen. Wat hij zelf kan, dat doet hij ook zelf. Ook de rol van de verwanten en ondersteuners werd uit de doeken gedaan. Na een heerlijke lunch bezochten we enkele huizen en werkplekken.
Het werd een bijzondere en geslaagde dag.
In de volgend cursusdagen hebben we geleerd onze zoon/dochter, broer/zus meer als volwaardig mens te zien. We leerden om los te laten. Ik heb geleerd om mijn broer meer zelf te laten doen Hierbij bleek dat deze rol beter op zijn plaats is dan alles voor hem te doen. Het bleek dat hij eigenlijk heel veel zelf kon en daardoor meer eigenwaarde kreeg en zelfvertrouwen. Hoe verder de cursus vorderde, hoe meer vertrouwen we kregen in het wonen in de maatschappij; al bleven er vraagtekens over.
Ook stonden het sociaal netwerk, de regie van je eigen leven hebben en de communicatie centraal.
Door verwanten en ondersteuners waren de drie huizen al ingedeeld. Met behulp van foto’s en tekeningen bleek dat de cliënten toch wel een ander idee hadden over met wie ze willen wonen.
Op dit moment is de verhuizing voorbij. Voor mij is er een wereld opengegaan. Ik wist niet dat mijn broer tot dingen als koffie zetten, bed opmaken, tafeldekken maar ook meedoen in de groep in staat was.
De band tussen ons, die we vroeger hadden toen hij nog thuis woonde, is nu zo goed als hersteld. In de 33 jaar dat mijn broer op Eemeroord heeft gewoond hebben wij nooit het contact gehad, wat we nu wel hebben.
Hoe het verder gaat moeten we natuurlijk afwachten want dat blijft, ondanks de cursus, onvoorspelbaar.
Een cliënt:
De cursus was leuk vooral om samen in een hotel te slapen. Het eten was heel lekker. Ik mag nu veel meer over mijn leven zeggen, er wordt beter naar mij geluisterd.
Ik weet precies wat ik wil, mijn baan is nu veel leuker en goed maar het wachten op een nieuwe woning duurt wel heel lang………. En dat is moeilijk!Een verwant.
Ik persoonlijk vond het zeer geslaagd om de cursus met mijn broer, die cliënt van Sherpa is, te doen. Daardoor kreeg ik een betere indruk van zijn mogelijkheden en onmogelijkheden.
Het is mij vooral door de cursus opgevallen dat mijn broer meer mogelijkheden heft dan ik eerder gedacht heb.
Door mij werd de cursus als zeer waardevol ervaren en heeft mij een andere visie gegeven op wat voor mijn broer mogelijk is met betrekking tot een eigen manier van (een meer zelfstandig) leven.
De slotconclusie is dan ook, dat deze cursus bij mij tot een verandering heeft geleid, waardoor ik met meer vertrouwen naar de toekomst van mijn broer kijk.
Twee cliënten:
Op de “vervolg”cursus heb ik leren kiezen. Ik kan nu laten zien wat ik lekker en vies vind. Veel meer mensen in mijn omgeving kunnen nu gebaren maken en daar ben ik blij mee.
Ik heb een cursus hygiëne en koken gedaan. Ook leerden we meer over het samen stellen van het menu, de schijf van vijf. Dus niet alle dagen patat, pannenkoeken en toetjes maar ook groente, fruit en rauwkost.
Samen met de andere bewoners en de ondersteuner maken we nu het menu, we “mogen” dus zelf beslissen wat we eten.
Een ondersteuner:
Ik merk dat ik na de cursus met de verwanten een ander contact heb.
De communicatie is naar mijn idee eerlijker, opener. De rol van de verwanten is groter geworden, ze lijken zich serieuzer genomen te voelen. Ik zelf zeg ook makkelijker mijn mening en daar heeft de cursus een grote bijdrage aan geleverd.
Een verwant:
Mede door alle ontwikkelingen binnen Sherpa kwam de cursus voor ons op tijd.
We zijn een aantal zaken, mede door naar anderen te luisteren, wat helderder gaan zien en is het gemakkelijker om samen met onze zoon tot beslissingen te komen.
Een ondersteuner:
Voorop gesteld heeft de cursus mijn visie voor een deel veranderd. Hiermee doel ik op het feit dat ik minder ben gaan zorgen voor, maar meer ben gaan zorgen dat. Ook heb ik geleerd om gerichter te kijken naar de persoon en niet meer naar de groep. Er is veel verbeterd in de communicatie tussen cliënt, ouders (verwanten) en mij.
Ik wil niet meer beheersen.Een cliënt:
Eerst mocht ik niet meedoen met de cursus omdat ik geen verwanten heb. Contact met hun heb ik al heel lang niet meer, ze wonen in Zeeland. Ik werd boos en heb er werk van gemaakt. Na de cursus heb ik, met hulp van mijn persoonlijk ondersteuner, het contact hersteld en een half jaar later ben ik verhuisd naar Arduin in Zeeland.
Een verwant:
Laat ik voorop stellen dat ik blij ben met deze cursus. Het was zeer leerzaam om met andere verwanten, cliënten en ondersteuners over mogelijkheden (en beperkingen).
Het meest prettige vond ik de rust die de docenten uitstraalden en ik voelde me veilig om alles te zeggen. Ook was het goed dat het management alle tijd nam om de vele vragen te beantwoorden De werkbezoeken spraken mij erg aan vooral de gesprekken met ouders die in eenzelfde situatie hebben gezeten waren prettig. Ik werd gerustgesteld maar ook leerde ik van hun fouten.
Een cliënt:
Toen we naar de cursus gingen snapte ik er niets van. De avond ervoor hadden we (de cliënten) het grote geheim te horen gekregen: we gaan verhuizen! Wanneer, waar naar toe????
Op de 1e cursusdag lagen er foto’s op tafel van huizen die gebouwd werden. Ik vroeg wat het was en hoorde dat het ons nieuwe huis is.
O dan kunnen we nog niet verhuizen want het huis is nog niet klaar!
Verwanten:
Wij als ouders waren eigenlijk alleen maar boos, bang en ongerust. In de cursus kregen we meer duidelijkheid, vertrouwen en een andere kijk op de mogelijkheden van onze zoon. We voelen dat de ondersteuner nu dichter bij onze zoon en ons staat en dat is heel belangrijk. Er kwamen in de cursus ook dingen naar voren waar je anders nooit zo bij stil staat b.v. sociale contacten.
Hartelijk dank.
Een ondersteuner:
Ik moet zeggen dat ik de hele club cursisten alleen maar heb zien ontwikkelen, vele ouders stonden met de hakken in het zand, cliënten wisten absoluut niet wat ze moesten verwachten en een stel ondersteuners die zo hun vragen hadden bij de ideeën die ze gelezen hadden over de cursus. Maar het resultaat na een paar cursusdagen was verbluffend.
Nu alleen de rest (cliënten,verwanten en ondersteuners) nog!
Een cliënt:
Het was fijn om samen met mama en mijn po’er naar de cursus te gaan.
Ik heb al eens buiten de Zandheuvelweg gewoond en dat ging niet goed dus werd ik terug geplaatst. Mijn moeder zei dat ik nu voor altijd op de Zandheuvelweg moet blijven wonen. En dat wil ik niet!! Ik wil niet wonen met mensen waar ik niet voor gekozen heb en die veel lawaai maken. En ik wil zo graag wonen in de stad dicht bij de winkels.In de cursus hebben we veel gepraat en we hebben een manier van wonen gevonden waar ik heel blij mee ben en waar mama ook vertrouwen in heeft.
Ik ben verhuisd en niet overgeplaatst en het gaat heel goed. Samen met mama is mijn eigen kamer ingericht en dat is fijn.
Een vader:
Na wat aarzeling en argwaan in de eerste bijeenkomst moet ik zeggen dat mijn vertrouwen ten aanzien voor de toekomst is gestegen.
Samen met mijn dochter en haar persoonlijk ondersteuner hebben we, na de cursus, een nieuw persoonlijk ondersteuningsplan geschreven.
5.2 Bevindingen ten aanzien van de gevolgde methodiek en spelregels.
De methodiek
- door stil te staan bij en het benoemen van ‘doelen, interpretaties, werkwijze,
bevindingen achteraf en nieuwe vragen’ worden deze woorden tijdens de
cursus steeds meer gemeenschappelijke taal.- door stil te staan bij interpretaties zijn de deelnemers eerder geneigd
om op een andere manier naar de cliënten te kijken en ontdekken ze
daardoor ook andere mogelijkheden. Het zien en horen van mogelijkheden
bij andere organisaties versterkt dit proces.- Er wordt tijdens de cursus door verwanten en ondersteuners vaker gecheckt
of ze het wel goed zien of dat ze het misschien niet goed zien en dat het ook
anders kan.- Doordat wij het in de cursus vaak hebben over beelden van onszelf en hoe
we beelden van en voor anderen invullen, wordt vooral het woord
‘interpretatie’, en synoniemen daarvan, vaker gebruikt.- ‘bevindingen achteraf’ werkt evaluatief, leidt tot inzichten die vervolgens
weer gebruikt werden bij de nieuwe plannen.- de ‘doelen’ vertalen we in de cursus naar: wat wil je bereiken en wie en wat
heb je daarvoor nodig op korte en lange termijn? Deze vertaalslag werkten leidt tot gestructureerde aanpak van de nieuwe plannen. Deze aspecten
worden vervolgens meegenomen in de gesprekken met de managers.- de gebruikte methodiekstappen leiden tot meer inzicht bij de deelnemers
De spelregels
- de spelregels werken stimulerend naar de deelnemers, ze gaan gemakkelijk
met elkaar in gesprek- de deelnemers ervaren dat ze ook tegengestelde meningen mogen hebben
- de deelnemers voelen zich niet ver- of beoordeeld door hun kritische vragen
- door de spelregels voelen de deelnemers veiligheid en ontstaat er snel een
vertrouwelijke sfeer- de spelregels bieden alle deelnemers ruimte om te reageren
- door de spelregels voelen de deelnemers respect en voelen ze zich
geaccepteerd- door de spelregels gaan de deelnemers zich gelijkwaardiger gedragen
- de spelregels versterken de dialoog tussen cliënten, (persoonlijke)
ondersteuners, verwanten en managers- de spelregels versterken in eerste instantie de gezamenlijkheid van de
cursusgroep en later het cliëntsysteem
5.3 Bevindingen ten aanzien van de rollen van de verschillende docenten.
De rollen van de verschillende docenten zijn duidelijker geworden gedurende de afgelopen 2,5 jaar. In het begin was het vooral voor de docenten Sherpa Cursus zoeken naar hun plek. Er was een neiging vanuit hun achtergrond om zich meer op vorming en training van de cliënten te richten. Later veranderde deze rol naar een meer observerende rol en het ontdekken, ondersteunen en helder maken van leervragen van cliënten. De rol van de docent totale communicatie was van begin af aan duidelijk. Zij werkte meteen al aanvullend op de rol van de ROC-docent. Haar accent ligt op de communicatie met cliënten. Bij de ROC-docent ligt het accent meer op de verwanten en ondersteuners.
Een valkuil was dat er steeds nieuwe docenten met de cursus mee willen doen. Elke nieuwe docent moet echter ontdekken wat zijn of haar rol is en hoe dit werkt in de cursus. Dit duurt doorgaans de gehele cursus. Dit is mede een reden waarom erj nu met een vaste ploeg gewerkt wordt en incidenteel nog met een nieuwe docent.
De rol van de docenten van Sherpa Cursus komt het beste tot zijn recht in de samenwerking met de docent totale communicatie en de docent van het ROC.
Dit geldt voor elke cursusgroep.
Voor de meeste docenten was het lastig om steeds opnieuw met een nieuwe groep te starten. De ervaring bij de docenten neemt toe, terwijl een nieuwe cursusgroep alles eerst zelf moet en mag ontdekken. De docenten moeten steeds weer opnieuw in dit proces mee. Het gaat tenslotte niet om de docenten maar om de deelnemers.
Bij ziekte hebben is er inmiddels de zekerheid dat elke docent vervangen kan worden door een andere ervaren docent.
5.3.1 Bevindingen van de docent totale communicatie
Op elke bijeenkomst wordt er tijd uitgetrokken om apart met de cliënten te werken.
Tijdens het apart werken met de cliënten wordt er veel aandacht besteed aan het zelf kiezen (daar is tijd voor nodig), de wensen (dromen) en leervragen van de cliënten. Na het apart werken met cliënten, verwanten en ondersteuners wordt er altijd aan de overige cursisten terug gegeven wat men gedaan heeft. Verwanten en ondersteuners zijn altijd erg belangstellend naar wat de cliënten gedaan hebben. Vaak horen de deelnemers nieuwe dingen van elkaar.
Tijdens de cursus is er vaak verwondering van verwanten en ondersteuners over dat de cliënt er gewoon is, dat hij of zij meedoet en dat het “goed gaat”.
Op de werkbezoeken kunnen de cliënten zien hoe je kunt wonen,werken leren, enz. en daar vragen over stellen.
Veel verwanten en ondersteuners verbazen zich over wat de cliënt allemaal kan en laat zien.
Sommige cliënten voelen zich tijdens de werkbezoeken in bepaalde huizen thuis en laten dat ook zien. Ook de gesprekken met cliënten, verwanten en ondersteuners van de “bezoekstichting”, het samen eten, borrelen en slapen in een hotel zijn ervaringen voor de cliënt, waarvan zij leren. Vaak horen we verbaasde opmerkingen van mensen: “ik had nooit gedacht dat mijn kind dit zou kunnen”.
5.3.2 Bevindingen van docenten van Sherpa Cursus
Het onder de aandacht brengen van leermogelijkheden van cliënten is niet makkelijk. De meeste deelnemers onderkennen wel dat leren voor iedereen belangrijk is en voor iedereen mogelijk moet zijn. Men denkt echter dat dit vaak niet opgaat voor de eigen cliënt of zoon/dochter/broer/zus. Daarnaast hebben verwanten en ondersteuners (zoals iedereen) vaak te maken met bepaalde vaststaande beelden over de cliënt. Deze beelden zijn vaak gestoeld op het eigen referentiekader. De wensen/vragen die een cliënt mogelijkerwijs heeft of juist niet heeft, die door verwanten of ondersteuners geformuleerd worden, zijn dan ook nogal eens “gekleurd”.
Voor de cursus “een eigen manier van leven” maar ook tijdens en daarna wordt eens te meer duidelijk dat de cliënt afhankelijk is van verwanten en (persoonlijk) ondersteuners. Dit benadrukt het belang van zorgvuldige communicatie!
Ook het denken aan hele kleine leervragen en het leren letten op hele kleine succesjes is geen vanzelfsprekendheid.
Veel deelnemers zijn zich tijdens de cursus wel meer bewust geworden van het belang van leren voor een veranderende manier van leven, gezien het aantal cliënten dat zich op heeft gegeven voor de vervolgcursussen. Veel werk moet nog wel verricht worden in het continueren van het leerproces van cliënten.
Een groot aantal cliënten heeft meegedaan aan een vervolgcursus bij Sherpa Cursus. Deze cursussen hadden een oriënterend karakter. De cursussen waren bedoeld om de motivatie, leerhouding en de manier van leren te achterhalen. Aan het eind kon van de meeste cliënten worden aangegeven wat de leervragen waren. Andere cliënten hebben zich ingeschreven voor andere cursussen, zoals koken, computer, verhuiscursus, EHBO, verkeer of weerbaarheid. Voor cliënten met minder mogelijkheden hebben we een aanbod ontwikkeld dat “zorgen voor jezelf” wordt genoemd. De cursussen moeten voorzien in het leren van basisvaardigheden, bv. kiezen of handen wassen.
De cursus “een eigen manier van leven” is een proces waarbij het vaak zoeken is. Zoeken naar wie is de cliënt, wat voor rol speelt iedereen daarbij, hoe kan ik communiceren, hoe vind ik een ingang bij die persoon, hoe denkt men over leren, waar kun je beginnen, enzovoort.
Maar voor de docent betekent het ook zoeken naar de eigen rol. Het ontdekken van mogelijkheden (dus ook de mogelijkheden om te leren) kost tijd. De tijd tijdens de cursus is beperkt en deze kan dan ook gezien worden als start van een proces dat nog lang niet af is. In deze context is het logisch dat je rol als docent nog weinig concreet kán zijn. Een docent van deze cursus is niet alleen onderdeel van een procesmatige cursus maar moet zich ervan bewust zijn dat hij/zij ook een procesmatige rol heeft!
Tot slot, de docenten van Sherpa Cursus hebben geregeld met de handen in het haar gezeten, maar ook waren er de “kippenvelmomenten”, als bleek dat een cliënt wel degelijk reageerde, wel degelijk aan kon geven wat hij wilde, wel degelijk iets met gebaren of pictogrammen kon.
5.4 Bevindingen ten aanzien van de groepsgrootte
In de maandelijkse gesprekken van de docenten komt de groepsgrootte regelmatig ter sprake.
De eerste cursusgroep bestond uit 30 deelnemers. De voorkeur ging in eerste instantie uit naar 22 á 24 deelnemers. Uiteindelijk werden het er 30. In een andere groep in diezelfde periode waren er 20 deelnemers. In de 2e cyclus waren er groepen met 14 deelnemers. Grote verschillen. De vraag is dan meteen of het wat uitmaakt dat de groepen zo verschillend van grootte zijn.
Hieronder staan overdenkingen ten aanzien van factoren die steeds een rol spelen bij de grootte van een cursusgroep en de invloed die dat heeft op de processen en doel van de cursus.
Bij een grote groep (ongeveer 28 deelnemers) zijn er veel cliënten, verwanten en (persoonlijke) ondersteuners. Globaal komen we dan uit op 7 cliënten, 7 (persoonlijke) ondersteuners en ongeveer 14 verwanten. Bij een kleinere groep (14 deelnemers) zijn er 4 cliënten, 4 (persoonlijke) ondersteuners en 6 verwanten.
Als bij een grote groep verwanten niet aanwezig kunnen zijn heeft dat geen gevolg voor de cursusdag en bepaalde werkvormen. Bij een kleine groep mis je dan bijna de helft en mis je juist de afwezigen.
Tijdens de diverse werkvormen komen de verhalen los, iedereen heeft zijn eigen verhaal en wil daar graag over praten. Door de veelheid aan verhalen leren ze hun eigen verhaal te relativeren. Andere verhalen brengen nieuwe dimensies mee, andere problematiek, soms zwaarder soms lichter. Veel problemen lijken uniek, achteraf is het vaak universeler. Tijdens de cursus komen verwanten en ondersteuners er achter dat zij niet de enigen zijn met een probleem. Het uitwisselen van diverse ervaringen krijgt zo een relativerend karakter. Tegengestelde meningen komen veelvuldig aanbod. Ieder heeft zo zijn eigen positieve en negatieve ervaringen. Door het gezamenlijk belang staat iedereen voor de ander open en worden de verhalen gebruikt om de eigen situatie te vergelijken.
Bij een grote groep met meer dan 22 deelnemers zijn er voldoende deelnemers die dat proces continueren. De deelnemers zijn minder afhankelijk van elkaar ten opzichte van en kleine groep (ongeveer 14). Hierdoor loopt het proces door en lopen de afwezigen juist de kans iets essentieels te missen. Dit is ook merkbaar. In kleinere groepen hebben ze elkaar harder nodig en vertragen de processen, zodra er te weinig mensen zijn.
Bij deze cursusvorm past daarom een grotere groep.
5.5 Aanpassingen (globaal) tijdens de afgelopen twee jaar.
Deze paragraaf overnieuw! Duidelijker de aanpassing formuleren, bv “van……naar….” Of een nieuwe toevoeging als zodanig benoemen.
- 1e half jaar: veel groepsdiscussie en met cliëntsysteem werken.
- 2e helft van het jaar: minder groepsdiscussie en meer onderling (verwanten apart en ondersteuners apart) uitwisselen met terugkoppeling naar de cursusgroep.
- 2e jaar leren kiezen en ontdekken van mogelijkheden cliënten.
- 2e jaar: verschuiving naar communicatie tussen (persoonlijke)
ondersteuners en verwanten en apart samenwerken met de cliënten.- 2e jaar: verschuiving ‘van vragen aan management’ naar ‘zorg delen met het management’.
- 2e jaar: op de 1e cursusdag cliënten in beeld brengen op een flap en later de beelden aanvullen met nieuwe informatie en andere wensen.
Elke cursusdag is de flap met de beelden van de cliënt aanwezig.
Specifieker samenwerken met cliënten en cliënten bij voorbereiden op werkbezoeken.
Laatste 0,5 jaar: toevoeging van het levensboek, Support staat centraler.
Specifieker samenwerken met cliënten, voorbereiding werkbezoeken met cliënten en observaties van cliënten terugkoppelen naar de cursusgroep.
6.0 Veel voorkomende uitspraken en reacties per cursusdag
De titel van dit onderdeel geeft aan dat er een zeker patroon herkenbaar is bij de verschillende cursusgroepen. Het is onverstandig om dit patroon als vast uitgangspunt voor het proces bij iedere nieuwe cursusgroep te nemen. “Behaalde resultaten in het verleden bieden immers geen garantie voor de toekomst!” Het zal gauw leiden tot vooronderstellingen en tot vooroordelen ten aanzien van volgende deelnemers. Hierdoor is de kans groot, dat niet meer echt geluisterd wordt naar de deelnemers, verkeerde interpretaties gegeven worden en afbreuk gedaan wordt aan wat zij werkelijk vragen of vinden. Een potentiële valkuil voor de docenten! De methodiek en de spelregels blijven van kracht! Niettemin is het wel belangrijk zich er rekenschap van te geven om bijvoorbeeld in te zien dat bepaalde uitspraken kunnen horen bij een bepaalde fase in het proces.
1e dag:
l Cliënt kan dit niet, snapt er niets van, moet zo naar de Zandheuvelweg terug (verwachtingen)
l Cliënt heeft het naar zijn zin (evaluatief)
l Leuke cursusdag, valt mij mee, had ik niet verwacht (evaluatief)
l We leren elkaar beter kennen (evaluatief)
l Verbazing over dezelfde belangen (evaluatief)
l Ontspannen en vertrouwelijke sfeer (evaluatief)
l Moet dit nou 7 dagen duren? Kan korter! Kost veel geld!
l Hier heb ik niets aan
2e dag:
l Cliënt kan meer, zit er anders bij
l Cliënt wil graag naar de cursus, kijkt met open gezicht
l Erkenning neemt toe/aandacht voor anderen
l Verwanten en ondersteuners staan meer open
l Verwanten en ondersteuners komen in gesprek
l Ontdekken van gemeenschappelijkheden door gesprek met management
l Ontdekken van gezamenlijke doelen
3e en 4e dag Werkbezoek:
l Cliënt kan veel meer (Dit had ik nooit gedacht!)
l Dat dit allemaal mogelijk is!
l Dit kan mijn kind niet!
l Te hoog niveau!
l Dit kan niet bij Sherpa!
l Huizen in Zeeland zijn goedkoper!
l Zo zou ik het ook wel willen!
l Waarom loopt Sherpa zo achter?
5e dag:
l Erbij horen
l Trots
l Wat nu, kan dit bij Sherpa ook?
l Waarom is Sherpa zo achtergebleven?
l Ideeën nemen toe
l Achterstallig onderhoud
l Wat gaat er op het terrein gebeuren
l Nieuwsgierigheid/leergierigheid neemt toe
l Genegenheid neemt toe
6e dag:
l Nieuwsgierigheid en leergierigheid
l Gericht vragen
l Het is zo normaal
l Initiatief willen nemen
l Goh, ik wist niet dat Sherpa dit ook heeft!
l We hoeven niet zo ver op reis!
l Beelden voor de toekomst worden steeds duidelijker en komen dichterbij
7e dag:
l Samenwerken
l Band versterkt / verzwakt
l Nieuwe beelden, perspectief
l Meer communicatie, andere verwachtingen
l Dialoog
l Een droom waarmaken, nu aan de slag
l We gaan samen naar Sherpa loket
6.1 Wat gebeurt er vaak
Elke cursus heeft zijn eigen proces. Toch zijn er zaken die steeds terug komen. Hieronder staat daarvan een opsomming.
Maar ook hier geldt: “herkenning van een patroon mag niet leiden tot automatismen bij de docenten bij een volgende cursus”. De kunst is om bij herkenning van eerder voorgekomen patronen, zich te herinneren welke benadering is gekozen en welk effect deze had, zodat ofwel dezelfde benadering gekozen kan worden, mits passend bij deze groep, ofwel bijstelling moet plaatsvinden. Goede beheersing van het Handelingsonderzoek zal een docent helpen dit “als tweede natuur” te doen.
Het gaat om:
Als de cursus start, zijn er altijd verwanten en persoonlijke ondersteuners die aangeven dat ze geen verwachtingen hebben. Ze zien wel. Aan het einde van de cursusdag zitten ze er anders bij. Hun spanning is weg. Achteraf maken ze dan kenbaar dat ze tegen de cursus opzagen en dat ze zich afvroegen waarom cliënten er bij moeten zijn en of dat wel kan. De eerste dag bewijst al dat cliënten erbij kunnen zijn, het kan dus en heeft een toegevoegde waarde tijdens de cursus.
Bij de 1e kennismakingsronde stellen de meeste deelnemers zich politiek op. Ze zien wel wat er gaat gebeuren. Tegelijkertijd spreken ze uit dat ze open staan voor wat gaat komen. Sommigen zijn nieuwsgierig, anderen leergierig en weer anderen zijn uit op bevestiging van hun gelijk.
Bijna alle deelnemers vinden de start spannend. Wat gaat er gebeuren, wat is mijn rol, wat kan ik verwachten, heeft dit zin, wat is bruikbaar, enz. Allemaal vragen die steeds een rol spelen tijdens het gesprek. Mede door de ontspannen en vertrouwde sfeer die op de eerste dag ontstaat, worden de deelnemers opener waardoor ze al snel meer van zichzelf laten zien.
Cliënten zijn de 1e ochtend wat rumoerig. Ze zijn op zoek naar hun plek, naar veiligheid. Dit zegt wellicht meer over de spanning die ze voelen bij de verwanten en persoonlijke ondersteuners dan van die van henzelf. Ze uitten zich zo, omdat ze zich geen raad weten met die gevoelens.
Op de eerste cursusdagen komen cliënten met persoonlijk ondersteuners binnen en dan blijven die ook sterk op elkaar reageren. Naarmate de cursus vordert, verandert deze houding en zie je een sterkere band tussen verwanten en de cliënt.
Ouders gaan er vanuit dat cliënten de cursusdag niet volhouden. Het gaat over hen heen. Op momenten dat verwanten en persoonlijk ondersteuners in het bijzijn van de cliënt iets over hen vertellen, zie je aan hun gezicht dat er wat binnenkomt. Non-verbaal maken ze hun beleving kenbaar door een luisterende houding, aankijken, lachen, aanraken en ontspannen.
Door de deelname van cliënten aan de cursus worden we met elkaar gedwongen ons tempo aan te passen. Onze taal verandert, we praten niet over iemand, maar maken in het bijzijn van de cliënt duidelijk hoe we er tegenaan kijken.
Door de cursus komt er meer eenduidigheid in taal. Met elkaar ontdekken we wat we bedoelen, wat onze visie is en dat het ook anders kan.
De taal is op de eerste cursusdag anders dan op de laatste dag. Deelnemers praten genuanceerder over hun eigen opvattingen en reageren milder op mededeelnemers.
Onderlinge band neemt tijdens de cursus toe. Deelnemers ontdekken de betekenis van de ander, met name die van de cliënten.
Met het vorderen van de cursus zie je bij een aantal cliënten gedragsveranderingen. Ze zitten er bewuster bij, kijken anders uit hun ogen, reageren alerter, tonen meer eigen initiatief en komen meer voor zichzelf op.
De cursus werkt emanciperend voor alle deelnemers.
Aan het einde van de cursus is er onderling meer begrip voor het standpunt van de ander. Er ontstaat een sfeer van advisering naar elkaar. Deelnemers stappen sneller af van hun eigen normen en waarden en zijn bereid zich in de ander te verplaatsen.
Veel ouders en persoonlijk ondersteuners hebben beelden van de cliënten die gebaseerd zijn op onmogelijkheden. Deze beelden veranderen tijdens de cursus door de cliënten zelf. In feite laten zij zien dat ze er terecht bij zitten en dat ze erbij horen en wel mogelijkheden hebben.
Verwanten hebben vaak de indruk dat zij de enigen zijn met specifieke problemen rond hun verstandelijk beperkte zoon of dochter. Tijdens de cursus ervaren ze gemeenschappelijke problemen, waardoor ze meer gaan relativeren en milder worden in hun houding naar anderen.
Verwanten met een zoon of dochter met moeilijk verstaanbaar gedrag staan meer open voor veranderingen dan verwanten met een weinig problematische zoon of dochter.
De werkrelatie tussen verwanten en persoonlijk ondersteuners neemt met de cursusdag toe. Beide ervaren meer gemeenschappelijke aanknopingspunten dan ze hadden verwacht. Ze vullen elkaar aan.
Doordat verwanten en persoonlijke ondersteuners tijdens de cursus openlijk met elkaar kunnen praten, komen er verhalen van vroeger los. Overdracht krijgt daardoor een andere plek en de geschiedenis van zoon of dochter gaat weer leven.
Doordat de cliënten erbij zijn en erbij blijven gaan kritische verwanten en persoonlijke ondersteuners nieuwe mogelijkheden zien. Ze worden milder en optimistischer in hun verwachtingen. Ze beginnen mogelijkheden te zien en staan er meer voor open.
Tot nu toe zijn de meeste cliënten bij de cursusdagen gebleven. Af en toe werd in onderling overleg besloten de cliënt niet meer mee te laten doen, omdat het te veel spanningen opleverde of omdat de cliënt liever iets anders ging doen.
In steekwoorden kan het proces binnen de meeste groepen als volgt weergegeven worden:
1e dag
l Onzekerheid / afwachtend / weerstand
l Boosheid / verontwaardiging / onverschilligheid
l Nieuwsgierigheid / Leergierigheid
l Ontdooien
2e dag
l Gevoel van brainwash / manipulatie / wantrouwen
l Meer duidelijkheid door gesprek over de toekomst
l Elkaar leren kennen / begin van aanspreken
l Toename van nieuwsgierigheid / leergierigheid
l Plezier in de cursus krijgen
3e en 4e dag (werkbezoek)
l Loyaliteit verwant / ondersteuner / bondgenoot worden
l Gemeenschappelijke belangen ontdekken
l Horen en zien / uitwisselen / vergelijken
l Mogelijkheden ontdekken / verwonderen / verwarring
5e dag
l Gemeenschappelijke belangen zijn toegenomen
l Elkaar aanhoren / discussie over haalbaarheid
l Relativering / ongeloof
l Vasthouden aan bestaande beelden
l Nieuwe toekomst zien
l Blij zijn met de cursus en geboden mogelijkheden door Sherpa
6e dag (werkbezoek Sherpa)
l Verbazing / nieuwsgierig
l Verontwaardiging
l Heroriëntatie
l Creativiteit neemt toe
l Willen veranderen
7e dag
l Nieuwe keuzes maken
l Initiatief nemen
l Regie nemen
l Concrete plannen maken / aan de slag willen gaan
l Anders kijken
l Nieuwe beelden een plek geven
6.3 Thema’s en dilemma’s
Een aantal thema’s en dilemma’s speelt steeds een rol tijdens de cursus. Ze zijn te destilleren uit wat deelnemers vinden, vragen, verwachten, hopen, zoeken enzovoort. Het zijn kernthema’s en dilemma’s die essentieel zijn bij het vormgeven van support in de praktijk.
De thema’s zijn:
l van aanbod naar vraag
l initiatief nemen / niet meer afwachten
l van loslaten naar een andere manier van vasthouden
l van zorgen voor naar zorgen dat
l overschatten en onderschatten
l van groepsdenken naar individueel denken
l aandacht voor veiligheid en verantwoordelijkheid
De dilemma’s zijn:
l veiligheid terrein versus veiligheid buiten
l wonen versus leven
l groep versus individu
l beheersen versus ondersteunen
l vasthouden versus loslaten
l preventief handelen versus aanvaardbare risico’s nemen
l broer of zus vertegenwoordigen ouders, loyaal zijn aan ouders
6.4 Evaluatieve opmerkingen op de laatste cursusdag
Bepaalde opmerkingen komen veelvuldig terug bij de evaluatie op de laatste cursusdag:
l Ik heb veel geleerd en moet nog veel afleren
l Ik kijk anders naar mijn zoon/dochter
l Ik kijk anders naar de cliënt
l Ik zie meer mogelijkheden
l Ik moet meer loslaten (anders vasthouden)
l Het gaat om zoon/dochter/broer/zus/cliënt, niet om mij
l Terrein blijft “veilig”
l Ik zie de mogelijkheden, maar niet voor mijn kind!
l Cliënt heeft recht op mogen leren
l Cliënt heeft recht op een eigen manier van leven
l Cliënt heeft recht op een ‘normale’ omgeving
l Niet meer bevoogden en betuttelen
l Van preventief handelen naar (aanvaardbare) risico’s nemen
l Meer communiceren met ondersteuner en manager
l Initiatief nemen / niet meer afwachten
7.0 Conclusies ten aanzien van het proces en het leren
Uit vrijwel alle evaluaties van cliënten, verwanten en persoonlijk ondersteuners of begeleiders blijkt dat het gezamenlijk bespreken en delen van ervaringen, uitwisselen, elkaar leren kennen en nieuwe mogelijkheden ontdekken, belangrijke elementen in de cursus zijn.
De sfeer (proces) onderling krijgt in het algemeen een hogere waardering dan de inhoudelijke kant. Kort toelichten
De sfeer is voor de meeste deelnemers een belangrijke voorwaarde om andere zaken (meer inhoudelijk) te kunnen bespreken.
Verwanten geven in de evaluaties aan geleerd te hebben. Het leren richt zich dan vooral op:
- niet meer betuttelen of bevoogden
- meer loslaten
- op een andere manier reageren
- eigen zoon of dochter meer betrekken in de plannen
- meer mogelijkheden zien
- het recht erkennen van het “erbij horen”
- verbetering van de werkrelatie tussen verwanten, ondersteuners en manager
- het kan ook anders.
n zijn algemeenheid kan uit de evaluaties geconcludeerd worden dat “Een eigen manier van leven” oplevert wat ervan gehoopt en verwacht werd. Bij de meeste deelnemers worden de doelen van het traject gerealiseerd: er heeft een verandering in paradigma plaats gevonden. Er is meer beeld van een eigen manier van leven van de persoon om wie het gaat, van diens mogelijkheden en van de stappen die gezet moeten en kunnen worden.
Het volgende is waarneembaar:
- Weerstand van verwanten is aan het afnemen. Ze voelen zich meer betrokken en
nemen vaker de regie weer in handen- Er is een gelijkwaardiger overleg ontstaan tussen verwanten, ondersteuners,
cliënten en manager- Oude beelden worden vaker vervangen door nieuwe beelden, waardoor er nieuwe
mogelijkheden ontstaan.
- Verwanten durven meer los te laten
- Ondersteuners zien de voordelen van het ondersteuningsmodel
- De cliënten bewijzen dat ze er terecht bij horen
- De deelnemers gaan na afloop van de cursus verder met hun nieuwe ervaringen
- De dialoog is toegenomen volgens managers. Er vindt vaker overleg plaats en
verwanten en cliënten worden meer en meer betrokken in de nieuwe plannen van
en voor de cliënt
- Het andere denken (support) begint zijn plek te krijgen- De cursus en de effecten worden vaker onderling en in teams besproken
- Dit heeft vervolgens weer positieve invloed op de cursus
- Het is merkbaar dat de visie van Sherpa aan invloed wint bij betrokkenen
van de Zandheuvelweg
- Voordat ondersteuners starten met de cursus “Een eigen manier van leven” volgen
ze steeds vaker eerst de cursus “Support” via Sherpa Opleiding.
Bijlage 1
De methodiek van het handelingsonderzoek.
Dit gebeurt volgens een 7 stappen plan (Gieles 1988):
1- de situatie + interpretatie
2- de doelen
3- de werkwijze
4- de afloop + interpretatie
5- bevindingen achteraf
6- inzichten
7- nieuwe vragen
Korte uitleg.
1- De situatie + interpretatie.
De werker maakt dagelijks leuke en al of niet moeilijke praktijksituaties mee. De wijze waarop hij of zij daarmee omgaat hangt in sterke mate af van de interactie tussen de werker en de cliënt(en) maar ook van het eigen referentiekader. Dit zal in sterke mate mede bepalend zijn voor de wijze waarop de situatie bekeken en ingevuld wordt en hoe daarna gehandeld wordt. In deze stap beschrijft de werker de situatie en verwoordt hij de interpretatie die hij er aan geeft. Wat is zijn uitleg van wat er gebeurde.
2- De doelen.
Bewust en onbewust spelen doelen altijd op de achtergrond mee. Met welk doel handelt hij, wat wilde hij bereiken in deze situatie, waar was hij op uit. Dit zijn vragen die in deze 2e stap aan bod komen. Daarbij kan de werker zich afvragen wat zijn doelen zijn: (achterliggende) persoonlijke doelen, doelen volgens het behandelingsplan, teamdoelen en organisatie doelen ten aanzien van de cliënt in de door hem gekozen praktijksituatie. Al deze elementen spelen een bijdrage waarom hij zo handelt of heeft gehandeld.
3- De werkwijze.
De 3e stap richt zich op hoe de werker gehandeld heeft, wat heeft hij gedaan, hoe was de werkwijze? Bij deze stap wordt stilgestaan bij de handelswijze. Wat heeft de werker gezegd, wat niet, hoe stond hij erbij, was er contact, werd het contact door de werker uit de weg gegaan, hoe reageerde hij non-verbaal, etc. Alle elementen die betrekking hebben op de werkwijze van de werker worden hier zo concreet mogelijk beschreven.
4- De afloop + interpretatie
In de 4e stap gaat het enerzijds om de feitelijke afloop, direct nadat een situatie is afgehandeld. Hoe is die situatie toen feitelijk afgelopen en hoe interpreteert de werker deze feitelijke afloop? Juist de vraag om feitelijkheid in combinatie met eigen interpretaties maakt het motief van het handelen inzichtelijk, maar ook het beleven van de afloop, voor de werker zelf en anderen. Ook kan er een spanningsveld ontstaan, misschien is de werker feitelijk tevreden over de afloop maar interpreteert hij het tegenovergestelde.
5- Bevindingen achteraf
De 5e stap is vooral een evaluatieve stap. In deze stap sta de werker stil bij hoe hij er achteraf tegen aan kijkt; de bevindingen achteraf. Dit moment kan een paar uur later zijn, maar ook een dag of een week. Achteraf kijken we weer anders tegen de situatie aan dan op het moment zelf. We hebben afstand genomen en kunnen wat genuanceerder naar onze eigen rol kijken. In deze fase wordt stilgestaan bij de eigen rationele en emotionele argumenten ten aanzien van het handelen achteraf.
6- Inzichten
Bij inzichten gaat het erom dat de werker door krijgt hoe hij heeft gehandeld en met welke methodische uitgangspunten. Wat zijn daarin de valkuilen, de kwaliteiten, wat ging goed en wat niet? Deze stap kan ook omgezet worden in als…dan. Hij kan dan bijvoorbeeld een zin formuleren die begint met : Als ik zo …..handel, dan werkt het goed, dat heeft effect. Met als…dan, wordt nog meer inzichtelijk gemaakt wat werkt en wat niet werkt.
7- Nieuwe vragen
Als laatste stap wordt stilgestaan bij vragen rond zaken die nog uitgezocht moeten worden. Wat heeft de werker tijdens deze analyse ontdekt en wat moet eerst nog verder uitgezocht worden, alvorens verder te gaan. Waarover zijn er nieuwe vragen? Hierna kan de eerste stap weer beginnen, waarbij specifieker gekeken wordt naar verbetering van handelen.
Na deze ronde kan in principe weer opnieuw begonnen worden met de stappen. Elke vorm van handelen kan op deze wijze besproken worden. Om gesprekken met elkaar te houden, hebben we bepaalde voorwaarden nodig om onze doelen te halen.
(zie bijlage 2)
Bijlage 2
Criteria.
Om niet alleen te discussiëren maar ook tot conclusies te kunnen komen, zijn geldigheidscriteria nodig. In dit handelingsonderzoek gaat het om vier criteria, nl:
(Gieles 1988)
1- De waarheid van beweringen over de feitelijke werkelijkheid, die getoetst wordt aan de feiten.
Is de uitspraak waar?2- De juistheid van normen inzake de sociale werkelijkheid, die getoetst wordt aan een rationele verantwoording van die norm.
Is de uitspraak juist?3- De waarachtigheid van de uitingen inzake de subjectieve werkelijkheid, die getoetst wordt aan de consistentie tussen woord en daad.
Is de uitspraak waarachtig?4- Begrijpelijkheid van alle uitspraken, die getoetst wordt aan de mate van begrip bij de gesprekspartner.
Is de uitspraak begrijpelijk?
In een volgend kringgesprek kan er weer twijfel opkomen en kan de gevonden geldigheid verder ontwikkeld worden. Geldigheid is niet iets wat vaststaat, maar iets dat zich ontwikkelt, iets dynamisch en niet iets statisch. (Gieles 1988)
Kringgesprek.
Het onderzoeken, uitvinden en uitproberen van andere en mogelijk betere handelswijzen kan alleen in de praktijk. Het kan goed zijn om daarbij ideeën van anderen eens voorlopig aan te nemen. Het kan ook goed zijn om anderen toe te laten tot de werkpraktijk om die handelswijzen eens uit te proberen – anderen in wiens kundigheid je vertrouwen hebt.
Over die andere handelswijze wordt dan weer een verhaal verteld. Over dit verhaal wordt weer gesproken. Deze cirkelvormige werkwijze kan meerder malen worden herhaald. In de loop van dit proces ontstaan inzichten omtrent het beter weten te handelen.(Gieles 1988).
Wil de kennis die in de loop van het ervaringsproces wordt opgedaan, bruikbaar zijn, dan dient de kennis onder woorden te worden gebracht in een zo juist mogelijke formulering. De kennis wordt dan vervat in uitspraken. Meerdere van die uitspraken dienen een logisch samenhangend geheel te vormen. Om daartoe te komen zullen de uitspraken en hun onderlinge verband of hun onderlinge spanningen ook besproken en overdacht moeten worden. Wil het geheel van de kennis bruikbaar zijn, dan dient er in de formulering een zeker niveau van abstractie bereikt te worden. De mogelijke handelswijzen en de ideeën daarover vormen samen een methodiek, die mogelijk over te dragen valt.(Gieles 1988).
In de gesprekken met elkaar wordt er in dit model uitgegaan van gelijkwaardigheid. In die gelijkwaardigheid mag je anders denken. Door dit aan te kaarten en bespreekbaar te maken ontstaat er een discussie. De discussie kan lijden tot gezamenlijke uitgangspunten die nader onderzocht kunnen worden volgens dit handelingsmodel. Het constant benoemen maakt iemand, in samenwerking met anderen op den duur vaardiger in het overdragen van diens manier van handelen. Voor het gesprek telt ook dat het niet om goed of fout gaat. Elke werker heeft een eigen manier van handelen afhankelijk van zijn of haar interpretaties. De interpretaties zijn veelal gebaseerd op eerder handelen of delen daarvan. Wij zoeken als het ware in onze geheugenbank naar vergelijkbare ervaringen om de situatie waarin we verkeren te kunnen benoemen en op basis daarvan een keuze te maken voor het handelen.
Op de volgende bladzijde staat een schema over deze manier van methodisch handelen (bijlage 3).
NB
* Een gesprek in groep is niet alleen rationeel, maar ook sociaal en emotioneel; hetGaat ook om kwetsbaar durven zijn, het gesprek leiden; de eigen handelswijze staat
centraal en juist níet die van cliënten of leerlingen.
* Het gaat om de praktijk van de werker, datgene wat de werker zelf doet.
* Praat tijdens het gesprek zoveel als mogelijk in ‘ik-vorm’.
Bron: Methodiek ontwikkeling voor praktijk en opleiding, verslag van het project Fondsvorming Leefsituatiewerk, Utrecht St. Samenwerking Jeugdhulpverlening
Gieles, F en Visser, J 1988
Conflict en contact (proefschrift)Frans Gieles 1992
Bijlage 3
Methodisch handelen: een cyclisch proces.
Het handelingsonderzoek in deze vorm is een cyclisch proces:
- handelen in de praktijk,
- verhaal over het handelen,
- kringgesprek,
- methodiek,
- ideeën over beter handelen,
- methodiek,
- beter handelen in de praktijk en
- vervolgens weer verhaal over het handelen.
Schematisch: (Gieles 1988)
Handelen in
de praktijk
Beter (?) handelen Verhaal over
In de praktijk. het handelen
Ideeën over Kringgesprek
beter handelen
Methodiek
Bijlage 4 Een aantal pictogrammen (Zijn er nog een paar bijzondere? Deze zijn redelijk veel voorkomend en voor de hand liggend).
SHAPE \* MERGEFORMAT
Bijlage 5
Evaluatie over “de inhoud” van de cursus “Een eigen manier van leven”.
(Omcirkel het antwoord wat het meest past bij uw mening)
1- Denkt u nu anders over mogelijkheden voor uw zoon/dochter/broer/zus/cliënt dan
voor deze cursus?
Ja Nee Nog niet Geen mening
2- Heeft deze cursus invloed gehad op uw zienswijze ten aanzien van de
mogelijkheden van uw zoon/dochter/broer/zus/cliënt?
Ja Nee Nog niet Geen mening
3- Heeft deze cursus een negatieve of positieve invloed gehad op het kiezen van
“een eigen manier van leven” voor uw zoon/dochter/broer/zus/cliënt?
Negatief Positief Neutraal
4- Heeft u nu (meer) vertrouwen in het slagen van “een eigen manier van leven” voor
uw zoon/dochter/broer/zus/cliënt dan voor deze cursus?
Ja Nee Nog niet Geen mening
5- Kunt u als ouder/verwant/begeleider/cliënt door deze cursus een betere keuze
maken voor “een eigen manier van leven” door b.v. buiten het terrein van de
Zandheuvelweg te gaan wonen?
Ja Nee Nog niet Geen mening
6- Welke keuze heeft u (gezamenlijk) gemaakt om “een eigen manier van leven”
voort te zetten?
Ergens anders wonen Locatie Zandheuvelweg
7- Heeft u door deze cursus wensen aan kunnen geven voor uw
zoon/dochter/broer/zus/cliënt ten aanzien van “een eigen manier van leven”?
Ja Nee Nog niet Geen mening
8- Heeft u voldoende voorbeelden gezien en gehoord om met uw
zoon/dochter/broer/zus/cliënt te kunnen kiezen voor ‘een eigen manier van leven’?
Ja Nee Nog niet Geen mening
9- Zou u na deze cursus door willen gaan met andere ouders/verwanten en
ondersteuners met het bespreken en uitwisselen van allerlei thema’s die
betrekking hebben op “een eigen manier van leven”?
Ja Nee Nog niet Geen mening
10- Bij “Ja” op vraag 9: Welke thema’s zou u willen bespreken?
Bijlage 6
Evaluatie over “het proces” van de cursus “Een eigen manier van leven” .(Omcirkel het antwoord wat het meest bij uw mening past.)
1- Wat vond u van deze opzet?
Goed Matig Kan beter Geen mening Onduidelijk ………….
Verbeterpunt:
2- Wat vond u van de aanpak?
Goed Matig Kan beter Geen mening Onduidelijk …………..
Verbeterpunt:
3- Kunt u benoemen wat u hebt “geleerd” in deze cursus.?
*
**
4- Kunt u benoemen wat u hebt “afgeleerd” in deze cursus?
*
*
*
5- Hoe vond u de betrokkenheid van de deelnemers bij dit project?
Goed Matig Kan beter Geen mening Niet betrokken …………Verbeterpunt:
6- Wat vond u van de verschillende werkvormen tijdens de cursus?
Goed Matig Kan beter Geen mening Onduidelijk Leerzaam
Verbeterpunt:
7- Wat vond u van de samenstelling van deze groep?
Goed Matig Kan beter Geen mening Verwarrend Leerzaam
Verbeterpunt:
8- Wat vond u van de docenten?
Goed Matig Kan beter Geen mening Onduidelijk …………....
Verbeterpunt:
9- Wat vond u van het aangeboden materiaal?
Goed Matig Kan beter Geen mening Onduidelijk ……………
Verbeterpunt:
10- Wat vond u van de accommodatie?
Goed Matig Kan beter Geen mening Niet plezierig ..………….
Verbeterpunt:
Advies/Opmerking:
Feiten (stand januari 2005) |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|||
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
cursusgroep |
startdatum |
|
aantallen |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
clienten |
cliënten |
|
verwanten |
medewerkers |
|
|
verhuisd na |
|
|
|
|
|
systemen |
|
|
|
|
|
|
cursus |
|
|
1/1 |
11-3-2003 |
|
8 |
8 |
|
14 |
6 |
28 |
|
5 |
|
|
1/2 |
12-3-2003 |
|
9 |
8 |
|
11 |
5 |
24 |
|
9 |
|
|
1/3 |
14-3-2003 |
|
9 |
8 |
|
12 |
6 |
26 |
|
7 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
21 |
|
2/1 |
8-10-2003 |
|
6 |
4 |
|
4 |
6 |
14 |
|
2 |
|
|
2/2 |
10-10-2003 |
|
4 |
4 |
|
4 |
6 |
14 |
|
3 |
|
|
2/3 |
22-10-2003 |
|
4 |
4 |
|
5 |
4 |
13 |
|
1 |
|
|
2/4 |
24-10-2003 |
|
5 |
5 |
|
6 |
6 |
17 |
|
5 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
11 |
|
3/1 |
21-1-2004 |
|
8 |
7 |
|
8 |
8 |
23 |
|
2 |
|
|
3/2 |
23-1-2004 |
|
10 |
5 |
|
11 |
7 |
23 |
|
0 |
|
|
3/3 |
28-1-2004 |
|
9 |
5 |
|
11 |
8 |
24 |
|
0 |
|
|
3/4 |
30-1-2004 |
|
10 |
10 |
|
11 |
7 |
28 |
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
2 |
|
4/1 |
21-4-2004 |
|
8 |
1 |
|
10 |
8 |
19 |
|
0 |
|
|
4/2 |
23-4-2004 |
|
6 |
4 |
|
7 |
8 |
19 |
|
0 |
|
|
4/3 |
28-4-2004 |
|
8 |
4 |
|
10 |
8 |
22 |
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
0 |
|
5/1 |
22-9-2004 |
|
7 |
5 |
|
12 |
7 |
24 |
|
0 |
|
|
5/2 |
24-9-2004 |
|
7 |
7 |
|
8 |
7 |
22 |
|
0 |
|
|
5/3 |
29-9-2004 |
|
5 |
5 |
|
8 |
7 |
20 |
|
0 |
|
|
5/4 |
1-10-2004 |
|
7 |
7 |
|
10 |
7 |
24 |
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
6/1 |
12-1-2005 |
|
7 |
7 |
|
12 |
7 |
26 |
|
0 |
|
|
6/2 |
14-1-2005 |
|
8 |
6 |
|
13 |
9 |
28 |
|
0 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
totaal |
|
145 |
114 |
|
187 |
137 |
438 |
|
34 |
|
|